ECLI:NL:RBDHA:2024:23345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.1508, NL24.1514, NL24.1521, NL24.1531 (beroep) en NL24.1510, NL24.1517, NL24.1525, NL24.1532 (voorlopige voorziening)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod van Indiase asielzoekers

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de oplegging van een terugkeerbesluit en inreisverbod door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De bestreden besluiten, genomen op 20 december 2023, hielden in dat aan eisers een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren zijn opgelegd. De rechtbank heeft de zaak op 18 april 2024 behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de asielaanvragen van eisers op 14 april 2022 zijn afgewezen en dat zij niet hebben voldaan aan hun vertrekplicht. Verweerder heeft op goede gronden een terugkeerbesluit opgelegd, zonder dat hij verplicht was om te motiveren waarom er lang is gewacht met het nemen van dit besluit. De rechtbank concludeert dat eisers geen recht hebben op een vertrektermijn en dat het inreisverbod terecht is opgelegd. De beroepen worden ongegrond verklaard en de verzoeken om een voorlopige voorziening worden niet-ontvankelijk verklaard. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.1508, NL24.1514, NL24.1521, NL24.1531 (beroep) en NL24.1510, NL24.1517, NL24.1525, NL24.1532 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker] , V-nummers: [v-nummer 1] , eiser/verzoeker

[verzoekster 1], V-nummer: [v-nummer 2] , eiseres 1/verzoekster 1
[verzoekster 2], V- nummer: [v-nummer 3] , eiseres 2/verzoekster 2
[verzoekster 3], V-nummer: [v-nummer 4] , eiseres 3/verzoekster 3
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Beket).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de oplegging van een terugkeerbesluit en inreisverbod en beoordeelt de voorzieningenrechter de verzoeken van eisers om een voorlopige voorziening.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 20 december 2023 heeft verweerder aan eisers een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Gemachtigde van verweerder was aanwezig ter zitting. Eisers en hun gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaan deze zaken over?

3. Eiser is geboren [geboortedatum 1] 1986. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum 2] 1996. Eiseres 2 is geboren op [geboortedatum 3] 2021 en eiseres 3 op [geboortedatum 4] 2022. Eisers hebben allen de Indiase nationaliteit.
4. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers op 14 april 2022 afgewezen, maar aan hen uitstel van vertrek verleend tot en met zes weken na de bevalling van eiseres 1. Omdat eisers zich niet aan deze vertrekplicht hebben gehouden en daarmee niet-rechtmatig zijn in Nederland, heeft verweerder aan eisers een terugkeerbesluit opgelegd (de bestreden besluiten). Verweerder heeft daarbij aan eisers geen vertrektermijn gegund, omdat eisers niet hebben voldaan aan hun eerdere plicht om Nederland te verlaten. Ook heeft verweerder een inreisverbod voor de duur van twee jaren opgelegd.
Wat vinden eisers in beroep?
5. Eisers zijn het niet eens met de bestreden besluiten en voeren – kort samengevat – het volgende aan. Aan eisers mocht geen terugkeerbesluit en inreisverbod worden opgelegd, omdat zij hebben aangegeven een opvolgende asielaanvraag in te dienen. Verder heeft verweerder ten onrechte geen vertrektermijn aan eisers gegund en heeft verweerder niet gemotiveerd waarom er lang is gewacht met het opleggen van het terugkeerbesluit en het inreisverbod.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank geeft eisers in deze zaak geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
Terugkeerbesluit
7. De rechtbank stelt vast dat de beslissingen van verweerder om de asielaanvragen van eisers af te wijzen in rechte vast staan. [1] Ook stelt de rechtbank vast dat het uitstel van vertrek zoals is verleend in de besluiten van 14 april 2022 is uitgewerkt. Daardoor heeft verweerder op goede gronden een terugkeerbesluit opgelegd. [2] Uit de wet, andere regelgeving of jurisprudentie volgt niet dat verweerder moet motiveren waarom hij lang heeft gewacht met het nemen van het uiteindelijke terugkeerbesluit. Veder maakt het enkel aangeven dat er een opvolgende asielaanvraag zal worden ingediend niet dat het terugkeerbesluit niet mocht worden opgelegd. Ten tijde van het nemen van de bestreden besluiten was geen sprake van een van de genoemde uitzonderingen om toch geen terugkeerbesluit op te leggen aan eisers. [3]
Vertrektermijn
8. Tussen partijen is niet in geschil dat het verleende uitstel van vertrek is geëindigd zes weken na de geboorte van eiseres 3, namelijk op [datum] 2022. Vanaf dat moment rust er een vertrekplicht op eisers waaraan eisers niet hebben voldaan. Verweerder heeft dan ook niet ten onrechte geen vertrektermijn gegund aan eisers. Dat de besluiten van 14 april 2022 niet ook als zodanig als terugkeerbesluiten zijn aangemerkt, hoeft dit niet anders te maken. Lidstaten beschikken over een ruime vrijheid wat betreft de vorm waarin een terugkeerbesluit kan worden vastgesteld. [4] Een terugkeerbesluit moet in ieder geval bevatten een verklaring over de onwettigheid van het verblijf en de oplegging van een terugkeerverplichting. [5] Uit de besluiten van 14 april 2022 volgt duidelijk dat de asielaanvragen van eisers zijn afgewezen, dat zij daarmee in principe niet rechtmatig in Nederland zijn en dat het aan eisers verleende uitstel van vertrek zou eindigen zes weken na de bevalling van eiseres 1.
9. Nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers Nederland onmiddellijk moeten verlaten, heeft verweerder op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 gelezen in samenhang met artikel 6.5a. eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 niet ten onrechte aan eisers een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Conclusie en gevolgen

10. De rechtbank geeft eisers geen gelijk. Daarmee zijn de beroepen ongegrond en blijven de bestreden besluit staan.
11. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in de beroepen en er niet langer sprake is van connexiteit. [6]
12. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart de verzoeken om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Robio, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep
of verzet open.

Voetnoten

1.Zie uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 december 2022, 202203278/1/V1.
2.Artikel 6, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn.
3.Artikel 6, tweede tot en met het vijfde lid van de Terugkeerrichtlijn.
4.Aanbeveling 2017/2338 van de Europese Commissie van 16 november 2017 tot vaststelling van een gemeenschappelijk „terugkeerhandboek” voor gebruik door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij de uitvoering van terugkeergerelateerde taken, par. 1.3.
5.Zie noot 5 en artikel 3, vierde lid van de Terugkeerrichtlijn.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).