In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de gedeeltelijke uitoefening van gezag over de minderjarige [minderjarige01]. Het verzoek is ingediend door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (JBW) en betreft de toestemming voor een medische behandeling, specifiek een traumabehandeling, die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige01]. De vader van de minderjarige, die belast is met het ouderlijk gezag, is onbereikbaar, waardoor JBW toestemming vraagt aan de kinderrechter om het gezag tijdelijk over te nemen voor deze specifieke behandeling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader eerder toestemming heeft gegeven voor de behandeling door Pluryn, maar door de overname van deze instelling door Youz is opnieuw toestemming nodig. JBW heeft geprobeerd de vader te bereiken, maar zonder succes. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij alleen mevrouw [naam01] namens JBW aanwezig was. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige01] is om de behandeling te laten doorgaan, en heeft daarom besloten dat de gecertificeerde instelling, JBW, het gezag over [minderjarige01] uitoefent voor de duur van de ondertoezichtstelling tot 9 augustus 2024.
De kinderrechter heeft echter het verzoek om toestemming voor andere medische behandelingen afgewezen, omdat deze niet voldoende zijn gespecificeerd en niet voorzienbaar zijn. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. C.M. Koole, met mr. E.A.W. Hoefnagels als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden worden ingesteld door de verzoeker of belanghebbenden.