ECLI:NL:RBDHA:2024:23366

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 23 _ 7394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag. De eiser, een 85-jarige man, had zijn auto geparkeerd op een locatie waar parkeerbelasting verschuldigd was, maar stelde dat hij op het moment van de controle op weg was naar zijn auto om deze weg te halen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewijslast voor het parkeren bij de verweerder ligt. De verweerder had foto’s overgelegd die met een scanauto waren gemaakt, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaring van eiser aannemelijk was. Eiser had geloofwaardig verklaard dat hij op het moment van de naheffingsaanslag op weg was naar zijn auto. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van parkeren in de zin van de Gemeentewet, en verklaarde het beroep gegrond. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd en de naheffingsaanslag werd vernietigd, met de verplichting voor de verweerder om het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 23/7394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2024 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 november 2023 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2024.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam].

Overwegingen

Feiten
1. Op 1 augustus 2023 omstreeks 09.05 uur stond de auto van eiser met het kenteken [kenteken] (de auto) geparkeerd tegenover Bezuidenhoutseweg [huisnummer] in Den Haag. Voormelde locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als plaats waar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 14:00 uur slechts tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.
2. Tijdens een controle op voormelde datum en tijdstip is geconstateerd dat voor de auto geen parkeerbelasting was voldaan en dat geen sprake was van parkeren met een geldige parkeervergunning. Naar aanleiding hiervan is de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd.
Geschil3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Beoordeling van het geschil
4. Eiser stelt dat hij in de avond van 31 juli 2023 de auto van zijn eigen parkeerplaats achter het appartementsgebouw Bezuidenbosch heeft verplaatst naar de bewuste parkeerlocatie in verband met de komst van een hovenier op 1 augustus 2023. Nadat hij op
1 augustus 2023 naar het volkslied van de voetbalwedstrijd van het Nederlands dames elftal tegen Vietnam had geluisterd, ging hij naar de lift in zijn appartementsgebouw. Hij was destijds 85 jaar en slecht ter been, waardoor hij, ook in verband met het drukke spitsuur waardoor hij maar moeilijk de drukke weg kon oversteken, iets na negenen bij de auto was. Hij is daarna boodschappen gaan doen. Toen hij weer terug kwam, heeft hij zich met zijn bezoekersvergunning van 12:22 uur tot 15.32 uur aangemeld en heeft hij 1 uur en 32 minuten te veel betaald. Eiser verzoekt verder om coulance.
5. Op grond van artikel 1.1 van de Verordening parkeerbelasting 2022 van de gemeente Den Haag wordt, in overeenstemming met artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet, onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.
6. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat sprake is van parkeren rust op verweerder. Daartoe heeft verweerder foto’s overgelegd die zijn gemaakt met een scanauto. Op deze foto’s staat de auto geparkeerd en is eiser niet zichtbaar in de nabijheid van het voertuig. De door verweerder overgelegde foto’s kunnen dienen als bewijs, maar eiser kan hierop tegenbewijs leveren. Eiser heeft geloofwaardig verklaard dat hij op het tijdstip van het opleggen van de naheffingsaanslag op weg was om in zijn auto te stappen. Hij heeft zijn bezigheden die ochtend verder met nadere stukken onderbouwd. Ter zitting heeft eiser bovendien geloofwaardig en consistent verklaard dat hij op het moment van het opleggen van de naheffingsaanslag op weg was naar zijn auto om die weg te halen van de betaald-parkeren-plaats. De rechtbank acht de verklaring van eiser aannemelijk. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat in dit geval sprake was van het onmiddellijk in- en uitstappen bij eiser. Het feit dat eiser slecht ter been is en in de spits een drukke weg moest oversteken, mag hem niet worden tegengeworpen. Verweerder heeft met juistheid gesteld dat het opleggen van de naheffingsaanslag, gelet op hetgeen kon worden waargenomen, rechtmatig was. Het door verweerder gekozen systeem, waarbij een scanauto een opname van de situatie maakt, op basis waarvan op een centrale plaats in de gemeente beoordeeld wordt of sprake is van parkeren, brengt het risico met zich dat de beoordeling is gebaseerd op onvolledige of onjuiste waarnemingen. Indien na het opleggen van de aanslag blijkt dat geen sprake was van parkeren in de zin van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet, is verweerder gehouden om de naheffingsaanslag te vernietigen, omdat geen sprake is van een belastbaar feit.
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de naheffingsaanslag en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Arts, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).