ECLI:NL:RBDHA:2024:23373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
C/09/658304 / FA RK 23-9099
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot zorgregeling en gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 februari 2024 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een man en een vrouw die in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De man, gediagnosticeerd met ALS, en de vrouw hebben samen een minderjarig kind, geboren in 2016. De vrouw verzoekt om het voorlopig gebruik van de echtelijke woning en de zorg voor het kind, terwijl de man verweer voert en zelfstandig verzoekt om een zorgregeling. De rechtbank heeft de situatie van de man, zijn ziekte en de impact daarvan op de zorg voor het kind in overweging genomen. De rechtbank heeft besloten dat het kind voorlopig aan de vrouw wordt toevertrouwd, met een zorgregeling waarbij de man contactmomenten heeft met het kind, onder voorwaarde dat er een volwassene in de nabijheid is. Tevens is bepaald dat de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt, terwijl de vrouw en het kind in een appartement kunnen verblijven. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd en partijen verwezen naar mediation om verdere geschillen op te lossen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 23-9099
Zaaknummer: C/09/658304
Datum beschikking: 15 februari 2024

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 11 december 2023 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. H. Devkinandan te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. V.L.T. van Roy te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
 het verzoekschrift;
 het F9-formulier met bijlagen van 28 januari 2024 van de vrouw;
 het verweerschrift, tevens zelfstandige verzoeken, van de man, binnen gekomen op
29 januari 2024.
Op 1 februari 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
 partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat;
 [naam 1] en [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

 Partijen zijn op [dag] 2017 met elkaar gehuwd.
 Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind: [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] .
 Volgens een uittreksel uit de Basisregistratie Personen heeft de vrouw de Spaanse nationaliteit en de man de Canadese nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt te bepalen dat:
 het gebruik van de woning van partijen te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] , voorlopig wordt toegekend aan de vrouw, met uitsluiting van de man;
 [minderjarige] voorlopig wordt toevertrouwd aan de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig:
 een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] in de even weken bij de man zal verblijven en in de oneven weken bij de vrouw en [minderjarige] tijdens de reguliere schoolvakanties de helft van de tijd bij de man zal doorbrengen en de helft van de tijd bij de vrouw;
 het gebruik van de echtelijke woning bij uitsluiting aan de man toe te kennen en te bepalen dat de vrouw binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn de woning dient te verlaten;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechter komt in deze voorlopige voorzieningenprocedure rechtsmacht toe en past daarbij Nederlands recht toe.
Voorlopige zorgregeling
De man is gediagnosticeerd met ALS. Dit is een progressieve (zenuw/spier)ziekte, waarbij de symptomen van de man naarmate de tijd verstrijkt zullen verergeren en hij lichamelijk achteruit zal gaan. De rechtbank heeft geen zicht op de progressie van de ziekte van de man en beide partijen schatten de huidige situatie van de man, en de invloed hiervan op de zorg voor [minderjarige] , anders in. De man geeft aan dat hij op dit moment nog volledig in staat is om de zorg voor [minderjarige] te dragen. De vrouw geeft aan dat zij zich zorgen maakt om de mogelijkheden van de man om voor [minderjarige] te zorgen, omdat hij als gevolg van zijn ziekte op veel terreinen zelf zorg nodig heeft.
De rechtbank constateert op basis van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken het volgende. De ziekte ALS is in 2017 vastgesteld bij de man en toen is een levensverwachting uitgesproken van circa drie jaren. De man is thans nog steeds werkzaam als universitairhoofddocent maar het aantal uren dat hij lesgeeft is inmiddels teruggeschroefd. Er is een aangepaste werkplek voor de man gecreëerd in zijn woning. Op dit moment heeft de man wekelijks op dinsdag en donderdag een aantal uren alleen de zorg voor [minderjarige] . Verder brengt en haalt de man [minderjarige] de meeste dagen van en naar school (met uitzondering van de woensdagen). De spraak van de man is momenteel moeizaam. De man kan – hoewel moeizamer – nog steeds zelfstandig lopen. In de woning zijn trappen en de man kan ook nog steeds zelfstandig traplopen. Wel is zijn motoriek zodanig achteruit gegaan dat hij geen reguliere fiets meer heeft, maar een driewieler. Verder is de handgeschakelde auto vervangen door een automaat, zodat hij met zijn rechterhand niet langer hoeft te schakelen. Ook heeft de man regelmatig hulp nodig bij zaken die fijne motoriek vereisen, zoals het dichtmaken van knoopjes en ritsen. Daarnaast staat voldoende vast dat de man de laatste tijd regelmatig is (gestruikeld en) gevallen (zoals met de reguliere fiets, maar ook van de trap) en zich regelmatig verslikt. De spanningen rond de echtscheiding hebben een nadelige invloed op de toestand van de man.
De rechtbank wordt verzocht om voorlopige voorzieningen vast te stellen die, afhankelijk van de voortgang van de echtscheidingsprocedure, voor langere tijd kunnen gelden. De rechtbank begrijpt de wens van de man om nog zoveel mogelijk tijd met [minderjarige] door te brengen. Echter, de rechtbank overweegt evenzeer dat [minderjarige] binnenkort pas acht jaar wordt en dat er gezien haar leeftijd op haar geen grote verantwoordelijkheden voor de zorg van de man kunnen rusten. Verder overweegt de rechtbank dat het ziektebeeld van de man een progressief verloop kent waarbij het over een paar maanden heel anders kan zijn, met veel ernstigere beperkingen. Daarbij acht de rechtbank het onwenselijk voor [minderjarige] en partijen dat er veelvuldig wijzigingsprocedures zullen worden gestart waarin partijen twisten over de al dan niet aanwezige toename van de beperkingen van de man. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding voorzichtig om te gaan met de vaststelling van een voorlopige zorgregeling.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat er gedurende de contactmomenten met de man een volwassene in de buurt is waar [minderjarige] zelf naartoe kan lopen indien zij hulp nodig heeft gelet op de toestand van de man. Anders dan de vrouw stelt is de rechtbank van oordeel dat dit niet een professionele nanny hoeft te zijn, gelet op de leeftijd van [minderjarige] (waarbij zij niet meer rondkruipt en in alles sturing en begeleiding nodig heeft) en nu de rechtbank geen twijfel heeft over de opvoedkwaliteiten van de man. Deze volwassene is alleen nodig om er voor te zorgen dat de (eventuele) zorg en verantwoordelijkheid voor de man niet bij [minderjarige] komt te liggen en dat zij niet alleen met de man is als er onverhoopt iets met de man gebeurt (zoals een val of ernstig verslikken). Zonder deze volwassene in haar omgeving drukt deze verantwoordelijkheid te veel op [minderjarige] en dit acht de rechtbank niet in haar belang. Het contact tussen [minderjarige] en de man moet voor haar immers niet belastend zijn, zodat zij plezierige herinneringen houdt aan de tijd met haar vader. De rechtbank wenst hierbij te benadrukken dat de volwassene niet de omgang tussen de man en [minderjarige] hoeft te begeleiden en ook niet in dezelfde ruimte aanwezig hoeft te zijn, alleen in de nabijheid. Het is aan de man (nu de persoon in en rond zijn woning zal zijn) om deze volwassene te kiezen en aan de vrouw te laten weten wie dit zal zijn. Dit kan bijvoorbeeld de door de man genoemde mevrouw [naam 3] zijn, maar ook één van de volwassen zoons van de man (de halfbroers van [minderjarige] ), één van de zussen van de man, maar ook een buddy of een buurvrouw. Daarbij is het van belang dat de persoon op de zorgregelingstijden in de nabijheid en beschikbaar is en dat [minderjarige] kennis heeft gemaakt met deze persoon. De volwassene die beschikbaar is hoeft niet op elk contactmoment dezelfde persoon te zijn, als maar voor iedereen (en vooral voor [minderjarige] ) duidelijk is welke volwassene die dag beschikbaar is. Welke volwassene de man hiervoor op de verschillende contactmomenten beschikbaar heeft en hoe hij de vrouw hierover zal informeren, dienen partijen in onderling overleg verder vorm te geven bij het te volgen mediation traject. Op de zitting hebben beide partijen namelijk ingestemd met een verwijzing naar het mediation bureau om middels mediation te proberen tot afspraken te komen ten aanzien van de echtscheidingsprocedure.
De rechtbank zal, onder bovenstaande omstandigheden, de volgende voorlopige zorgregeling vaststellen, waarbij [minderjarige] als volgt contact zal hebben met de man:
 iedere dinsdag, vanuit school tot 19:30 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de man;
 iedere donderdag, vanuit school tot 18:00 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de vrouw;
 iedere zaterdag, van 12:00 uur tot 17:00 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de vrouw.
Gelet op de nabijheid en beschikbaarheid van een volwassene bij de zorgregeling zal de rechtbank geen overnachtingen bij de man vaststellen. Indien bijvoorbeeld één van de volwassen zonen of één van de zussen van de man bij de man overnacht, acht de rechtbank een overnachting van [minderjarige] bij de man mogelijk. Partijen kunnen hierover in onderling overleg (al dan niet bij de mediator) afspraken maken. Gelet op het voorgaande en omdat dit een voorlopige voorzieningen procedure betreft zal de rechtbank eveneens geen vakantieregeling voor [minderjarige] vaststellen. Het is aan partijen om een eventuele vakantieregeling in het mediation traject verder vorm te geven.
De rechtbank acht het van belang dat partijen in het mediation traject nadenken over een toekomstige zorgregeling (na de echtscheiding), waarbij in scenario’s wordt gedacht die afhankelijk zijn van de steeds veranderende medische toestand van de man en wat hij op dat moment aankan ten aanzien van de zorg voor zichzelf en [minderjarige] . Daarbij kan als de zorgbehoefte van de man dusdanig is dat (professionele) medische ondersteuning voor hem geboden is, nagedacht worden over een zorgregeling met frequentere en kortere contactmomenten tussen de man en [minderjarige] . Het is aan partijen om bij deze scenario’s realistisch te zijn, informatie uit te wisselen over de medische toestand van de man en hierbij passende afspraken te maken. Daarbij kan de rechtbank zich voorstellen dat het ondersteunend voor de totstandkoming van de afspraken kan zijn, wanneer de man periodiek verslagen van zijn revalidatiearts en verdere hulpverlening aan de vrouw ter beschikking stelt, waarbij wordt ingegaan in hoeverre de man op dat moment in staat is om voor zichzelf en [minderjarige] te zorgen.
Toevertrouwing van [minderjarige]
Gezien de instemming van de man en de hiervoor vastgestelde voorlopige zorgregeling, zal de rechtbank [minderjarige] aan de vrouw toevertrouwen.
Uitsluitend gebruik van de echtelijke woning
Beide partijen verzoeken het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man ook eigenaar is van een appartement dat hij heeft geërfd na het overlijden van zijn moeder. Dit appartement komt per 1 maart 2024 vrij. Partijen hebben daarom op de zitting aangegeven dat zij tot 1 maart 2024 gezamenlijk in de echtelijke woning kunnen blijven wonen. Vanaf 1 maart kan één van beide partijen vervolgens naar het eerdergenoemde appartement verhuizen. Partijen verzoeken de rechtbank te beslissen over de vraag wie van partijen in de echtelijke woning kan verblijven en wie van partijen naar het appartement zal moeten verhuizen. Op de zitting is naar voren gekomen dat het appartement om en nabij de 80m2 is en beschikt over twee slaapkamers. De echtelijke woning is om en nabij de 200m2 en beschikt over twee slaapkamers op de tweede etage en twee slaapkamers op de derde etage.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van de man om in de echtelijke woning te verblijven zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Beide partijen hebben aangegeven dat het een reële optie is dat zij de echtelijke woning in de echtscheidingsprocedure zullen verkopen. De rechtbank acht het, gezien de gezondheidstoestand van de man, voor hem te belastend om in een korte termijn twee keer te moeten verhuizen. Ook is niet in geschil dat de zussen en de zoons van de man regelmatig bij hem overnachten. Hier is in de echtelijke woning ruimte voor, het appartement biedt deze ruimte echter niet. Tot slot is het appartement niet toegankelijker dan de echtelijke woning. In de echtelijke woning van partijen bevinden zich twee trappen, maar om het appartement te bereiken moeten er ook twee trappen worden genomen. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing naar het appartement 10 minuten extra reistijd naar de school van [minderjarige] oplevert. De totale reistijd zou dan volgens de vrouw om en nabij de 20 minuten bedragen. Deze extra reistijd weegt voor de rechtbank niet zwaarder dan de eerder genoemde argumenten. Ook het feit dat [minderjarige] dan (tijdelijk) niet langer in haar vertrouwde omgeving verblijft acht de rechtbank niet doorslaggevend, nu de reële kans aanwezig is dat de echtelijke woning binnen afzienbare tijd zal worden verkocht. De rechtbank zal het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning daarom toewijzen aan de man. De vrouw en [minderjarige] kunnen vervolgens vanaf 1 maart 2024 in het appartement wonen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige:
 [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ;
aan de vrouw zal worden toevertrouwd;
*
bepaalt dat de man en [minderjarige] voorlopig op de volgende momenten contact met elkaar zullen hebben:
 iedere dinsdag, vanuit school tot 19:30 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de man;
 iedere donderdag, vanuit school tot 18:00 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de vrouw;
 iedere zaterdag, van 12:00 uur tot 17:00 uur, waarbij [minderjarige] zal avondeten bij de vrouw;
waarbij er een door de man te kiezen volwassene (in de nabijheid en) beschikbaar is waar [minderjarige] naartoe kan lopen indien zij hulp nodig heeft voor de man (op de wijze als genoemd in het lijf van deze beschikking);
*
bepaalt dat de man, vanaf 1 maart 2024, bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan [adres] ( [postcode] ) te [plaats] ;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
verwijst partijen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschillen in het kader van de echtscheidingsprocedure door middel van mediation tot een oplossing te brengen;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.G. de Boer, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. A.M. Lokhorst als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 15 februari 2024.