In deze zaak heeft eiser, met V-nummer [Nummer], op 16 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 16 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft op 21 mei 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft echter niet gereageerd op het verzoek om alsnog te reageren op het door verweerder genomen besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen. Hierdoor heeft eiser, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, geen procesbelang meer, en is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Eiser heeft echter terecht beroep ingesteld vanwege het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 437,50, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl en is bekendgemaakt op 21 februari 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.