In deze zaak heeft verzoekster op 16 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 16 september 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 mei 2023 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank oordeelt dat het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, niet-ontvankelijk is. Dit komt doordat de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep tegemoet is gekomen, waardoor verzoekster geen procesbelang meer heeft. Desondanks heeft verzoekster terecht beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De proceskosten worden vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor van 0,5, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.