ECLI:NL:RBDHA:2024:2545

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
C/09/658419 / JE RK 23-2465
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 8 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [minderjarige] nog steeds ernstig bedreigd wordt in zijn ontwikkeling, mede door de onrustige opvoedsituatie en de conflictueuze relatie tussen de ouders. De ouders zijn sinds 31 juli 2023 belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige], die bij zijn vader woont. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen genomen, waaronder de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 13 februari 2024. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om een verlenging van deze maatregelen voor de duur van een jaar, omdat de situatie rondom [minderjarige] nog steeds instabiel is en er zorgen zijn over zijn gedrag en ontwikkeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, samen met hun advocaten. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar niet tegen de ondertoezichtstelling. De vader heeft ingestemd met het verzoek. De kinderrechter heeft de argumenten van beide ouders gehoord en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de ouders leren om op een constructieve manier met elkaar om te gaan, in het belang van [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/658419 / JE RK 23-2465
Datum uitspraak: 8 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. R.A. Remport Urban te Linne,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in Den Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 december 2023.
  • het bericht met bijlagen van de gecertificeerde instelling inzake de toetsing van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 1 februari 2024;
  • het bericht van de gecertificeerde instelling inzake de toetsing van de Raad van 5 februari 2024;
  • het aanvullende stuk van de gecertificeerde instelling van 6 februari 2024;
  • het advies van de Raad als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek van 7 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat en bijgestaan door de tolk P. Molnar;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De vader en de moeder zijn sinds 31 juli 2023 belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 februari 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 augustus 2023 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader zonder gezag tot 13 februari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de gecertificeerde instelling strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar en tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag voor de duur van één jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De situatie rondom [minderjarige] is verre van stabiel. [minderjarige] groeit zeer chaotisch op. Het is van belang dat de komende periode de situatie wordt gestabiliseerd, zodat onderzocht kan worden welke hulp hij nodig heeft. [minderjarige] heeft last van de spanning tussen de ouders. De ouders blijven met elkaar ruziën en zij blijven daarin ook naar de andere ouder wijzen, zonder te kijken naar hun eigen aandeel en verantwoordelijkheid. Daarnaast blijft de omgangsregeling met de moeder en de broertjes onvoorspelbaar. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling toegelicht dat [minderjarige] sinds december 2023 weer naar school gaat. Vanuit school en Impegno worden zorgen geuit over het fysiek en verbale grensoverschrijdende gedrag van [minderjarige]. Hij is daarbij zoekende in zijn gedrag naar duidelijkheid, structuur en vastigheid. Vanaf 2019 zijn er veel hulpverleningstrajecten ingezet, maar deze hulp stagneert en komt niet goed van de grond. De gecertificeerde instelling wil daarom samen met de ouders en school een plan maken, zodat er daadwerkelijk verandering komt in de situatie en dat de ouders weten wat zij kunnen doen zodat [minderjarige] zich positief gaat ontwikkelen. Het is daarbij belangrijk dat de ouders vanuit een ouder-perspectief naar de situatie gaan kijken en de focus gaan verschuiven naar [minderjarige] en de vraag wat zij kunnen doen om ervoor te zorgen dat het goed met hem gaat. In plaats daarvan blijven zij tot op heden vanuit een ex-partnerrol naar elkaar kijken, met de daarbij horende persoonlijke kwesties en emoties. Wanneer zij dit niet veranderen, zal het nooit verbeteren voor [minderjarige]. Eveneens is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader nodig. Het is momenteel nog te vroeg om [minderjarige] bij de moeder te laten wonen, gelet op de verstoorde verhoudingen tussen de ouders. De moeder is nog onvoldoende stabiel om [minderjarige] weer bij haar te laten wonen. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is nodig om toe te werken naar een terugplaatsing bij de moeder. Deze terugplaatsing kan de gecertificeerde instelling in combinatie met de ondertoezichtstelling dan ook goed borgen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. De moeder verzet zich niet tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder maakt zich veel zorgen over het verblijf van [minderjarige] bij de vader. Het gaat de moeder daarbij niet om het wijzen naar de vader en om de persoon van de vader, maar zij heeft pedagogische en didactische zorgen over de situatie bij de vader. Volgens de moeder is het te gemakkelijk om te spreken van ex-partnerproblematiek, zoals wordt gedaan door de gecertificeerde instelling. [minderjarige] vertoont zorgelijk gedrag op school en volgens de moeder heeft de vader gezegd tegen [minderjarige] dat hij niet naar de moeder of de juffen moet luisteren. Daarnaast bestaan bij de moeder zorgen over de laksheid waarmee de schoolgang door de vader wordt geregeld en het feit dat [minderjarige] sinds de start op school al meerdere keren afwezig is geweest. Volgens de moeder houdt de vader zich bezig met drugshandel en heeft er recent een politie-inval plaatsgevonden. De vader is volgens de moeder onvoldoende verantwoordelijk en heeft andere prioriteiten. Zo lukt het de vader niet om de basale dingen goed te regelen, zoals het vullen van een gymtas. De moeder probeert met de gecertificeerde instelling samen te werken, maar zij kan haar zorgen niet met de vader bespreken omdat er dan conflicten ontstaan. Volgens de moeder heeft de gecertificeerde instelling ook aangegeven dat zij zich zorgen maken. Als [minderjarige] thuis zal komen, dan zal de moeder haar werk opzeggen, zodat zij volledig beschikbaar is om de zorg van [minderjarige] op zich te nemen . De moeder heeft altijd hulpverlening gehad voor [minderjarige] en dit zal zij ook voortzetten. De moeder verzoekt dan ook tot afwijzing van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, dan wel tot toewijzing voor een periode van een maand, zodat de overgang van de vader naar de moeder goed kan verlopen. Het is belangrijk dat [minderjarige] nog regelmatig contact heeft met de vader. De betrokkenheid van de gecertificeerde instelling is nodig om deze afspraken omtrent de zorgregeling verder vorm te geven. Daarnaast zal de moeder de komende periode de voorgaande zorgen met bewijzen onderbouwen en aan de gecertificeerde instelling voorleggen.
4.2.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. Hij vindt dat [minderjarige] bij hem moet blijven totdat de moeder het weer aan kan om voor [minderjarige] te zorgen. De vader zou het liefste willen dat [minderjarige] uiteindelijk weer bij de moeder kan verblijven samen met zijn broertjes en zusje. De vader ligt nog regelmatig in de clinch met de moeder en de aanwezigheid van de gecertificeerde instelling is dan ook belangrijk als stok achter de deur. Ten aanzien van de aantijgingen die de moeder richting de vader heeft gedaan, ontkent de vader alles met klem. De moeder doet deze beschuldigingen alleen maar om hem zwart te maken en de moeder heeft ook geen bewijs voor deze beschuldigingen. De vader doet zijn uiterste best om er voor [minderjarige] te zijn. De bewering van de Raad dat er sprake is van een vast patroon waarin de ouders meewerken aan de hulpverlening maar stoppen als zij het er niet mee eens zijn, klopt volgens de vader niet. Hij krijgt juist brieven van de hulpverlening, waarin staat aangegeven dat hij het heel goed doet.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter maakt zich grote zorgen over het effect dat de onrustige opvoedsituatie op [minderjarige] heeft. De onderlinge slechte verstandhouding tussen de ouders zorgt ervoor dat de situatie stagneert en niet verder komt. De kinderrechter heeft ter zitting zelf het hoogoplopende gekibbel van de ouders kunnen zien en horen. Met de beste wil van de wereld valt niet in te zien hoe [minderjarige] ook maar enigszins kan welvaren bij de gepassioneerde dynamiek van deze vechtende – en bij momenten elkaar minachtende – ouders. Het is de kinderrechter opgevallen dat beide ouders als spraakwatervallen tekeer gaan over elkaar waarbij zij niet eens meer in staat zijn om ook de goede dingen die zij ieder voor zich zeggen te hóren laat staan daar iets constructiefs mee te doen. Het lijkt erop dat de ouders zich slechts vurig en conflictueus tot elkaar kunnen verhouden. Iedere opmerking van de één is olie op het vuur van de ander en omgekeerd. De kinderrechter acht het hoogst noodzakelijk dat de jeugdbescherming opkomt voor het belang van [minderjarige] en zijn ontwikkeling veilig stelt. Hulpverlening is de afgelopen periode nog onvoldoende van de grond gekomen en [minderjarige] laat zorgelijk gedrag zien op school. De kinderrechter ziet dat de ouders met al hun temperament ontzettend veel van [minderjarige] houden, maar dat het hen niet lukt om de strijd tussen hen los te laten, waarbij het in elk geval de kinderrechter in het geheel niet duidelijk is wat deze strijd hen nu eigenlijk oplevert. Te meer daar zij samen de ouders zijn van nog meer kinderen die in de afgelopen jaren zijn geboren, is van het grootste belang dat de ouders leren om elkaar enigszins te respecteren. Zij zijn beiden nodig in het leven van [minderjarige], en zullen zich in zijn belang op een normale manier tot elkaar moeten gaan verhouden. Zoals ter zitting voorgesteld door de jeugdbeschermer is belangrijk dat de ouders samen met school en de gecertificeerde instelling om tafel gaan zitten om een plan te maken dat uitvoerbaar is en waar iedereen zich zonder morren aan gaat houden. [minderjarige] moet namelijk weten waar hij aan toe is om zich te kunnen ontwikkelen en om vervolgens een leven te kunnen gaan opbouwen als jongvolwassene zonder de ballast van twee vechtende ouders. Gezien het voorgaande is het nodig dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft, zodat een duidelijk plan met de ouders kan worden opgesteld, de ontwikkeling van [minderjarige] kan worden gemonitord en passende hulpverlening ingezet kan worden. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.3.
Eveneens is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag moet worden verlengd voor de duur van een jaar. De moeder heeft ter zitting haar zorgen geuit over de vader en de opvoedsituatie van [minderjarige] bij de vader. De kinderrechter stelt vast dat deze beschuldigingen ernstig zijn, maar op geen enkele manier door de moeder met feiten worden onderbouwd. Vanzelfsprekend hebben dergelijke beschuldigingen consequenties wanneer ze vaststaan. Uit de stukken en de motivering ter zitting van de gecertificeerde instelling is echter niet duidelijk geworden dat er sprake is van acute onveiligheid bij de vader. Volgens de kinderrechter kan dan ook niet vastgesteld worden dat de uithuisplaatsing niet langer in het belang van [minderjarige] is. Tegelijkertijd heeft de gecertificeerde instelling onderbouwd dat de moeder momenteel nog onvoldoende kan aansluiten bij de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige]. Het is belangrijk dat er eerst rust ontstaat in haar situatie voordat [minderjarige] bij haar kan terugkeren. De kinderrechter is daarom van oordeel dat de plaatsing van [minderjarige] bij de vader nog steeds noodzakelijk is in het belang van [minderjarige]. De kinderrechter wil benadrukken dat dit niet betekent dat [minderjarige] ook in de toekomst niet bij de moeder kan wonen. Zo heeft de vader te kennen gegeven dat ook hij het liefste zou willen dat [minderjarige] bij de moeder gaat wonen, als zij hier klaar voor is. [minderjarige] kan dan weer samen zijn met zijn broertjes en zusje. De gecertificeerde instelling heeft in haar verzoek ook naar voren gebracht dat zij het komende jaar willen toewerken naar een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De kinderrechter onderschrijft het belang van het samen opgroeien van de kinderen. Het ligt dan ook op de weg van de gecertificeerde instelling om in het eerder genoemde plan concreet op te nemen wat er nodig is voor een terugplaatsing en hoe dit op een voor [minderjarige] zo prettig mogelijke manier kan worden gerealiseerd. Dit kan mogelijk ook leiden tot meer rust bij de moeder.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 13 februari 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader met gezag tot 13 februari 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 21 februari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.