In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel 'familie en gezin' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 13 mei 2022 afgewezen, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand bij het besluit van 4 maart 2023. Eiseres, een Turkse nationaliteit houdende vrouw, heeft zich niet laten vertegenwoordigen op de zitting van 4 december 2023, terwijl de staatssecretaris zich door zijn gemachtigde liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres, die betoogde dat zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste op basis van het arrest Demir van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Eiseres stelde dat haar echtgenoot, referent, als werknemer onder de werkingssfeer van het Turkse associatierecht valt. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat referent een arbeidsverleden als werknemer in loondienst heeft gehad, en dat hij sinds 1992 een Wajong-uitkering ontvangt. Hierdoor kan eiseres geen beroep doen op de regeling voor vrijstelling van het mvv-vereiste.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.