ECLI:NL:RBDHA:2024:2565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39930
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Polen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, en de rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2024 behandeld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiseres heeft aangevoerd dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar de situatie in Polen, waar massale pushbacks plaatsvinden. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd dat deze systeemfout in de asielprocedure relevant is voor Dublinclaimanten. Eiseres heeft een expliciet claimakkoord van de Poolse autoriteiten, wat betekent dat haar asielverzoek in behandeling zal worden genomen.

Daarnaast heeft eiseres gesteld dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen onder druk staat en dat er een gebrek aan rechtsbijstand is. De rechtbank erkent dat de situatie in Polen zorgwekkend is, maar oordeelt dat dit niet automatisch betekent dat er een reëel risico is op onmenselijke behandeling. Eiseres heeft geen feiten aangedragen die aantonen dat haar individuele situatie in gevaar is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zijn discretionaire bevoegdheid om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, op juiste wijze heeft toegepast. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn en is openbaar gemaakt op 19 januari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39930
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
21 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
- pushbacks
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris nader onderzoek had moeten doen naar de situatie in Polen dan wel individuele garanties had moeten vragen aan Polen voordat hij zich baseerde op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiseres vreest om slachtoffer te worden van een pushback. In Polen vinden massale pushbacks plaats aan de grens. Eiseres wijst in dit verband naar de voorlopige voorzieningen die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) zijn toegewezen, bijvoorbeeld de uitspraak van 8 november 2023.¹ In die zaak ging het ook een vreemdeling die, net zoals eiseres, geen ervaring heeft met de Poolse asiel- en opvangprocedure.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Er is niet in geschil dat er in Polen pushbacks plaatsvinden. Dit is een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eiseres heeft echter geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat deze systeemfout in de asielprocedure ook relevant is voor Dublinclaimanten die terugkeren naar Polen. De uitspraak van de Afdeling van 8 november 2023 is daarvoor onvoldoende. De Afdeling heeft in deze uitspraak enkel een voorlopige voorziening toegewezen, maar heeft nog niet geoordeeld dat pushbacks ook relevant zijn voor Dublinclaimanten in Polen. In het geval van eiseres hebben de Poolse autoriteiten het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening. Eiseres heeft dus, anders dan de vreemdelingen die aan de buitengrenzen van Polen met pushbacks te maken krijgen, door het expliciete claimakkoord toestemming van de Poolse autoriteiten om het grondgebied te betreden. Met dit expliciete claimakkoord garanderen de Poolse autoriteiten ook dat zij het asielverzoek van eiseres in behandeling zullen nemen, en dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een (opvolgende) asielaanvraag. Als eiseres toch problemen ervaart tijdens haar asielprocedure, is het aan haar om hierover bij de (hogere) Poolse autoriteiten te klagen. Niet is gebleken dat dit voor eiseres onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
- Poolse rechtstaat
7. Eiseres voert verder aan dat de onafhankelijkheid van rechters en de rechterlijke macht in Polen onder druk staat. Ook is volgens eiseres een gebrek aan rechtsbijstand in Polen. Eiseres verwijst hiertoe naar het document “Veelgestelde vragen Polen – Positie Dublinterugkeerders” van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van 7 juli 2023.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Het is duidelijk dat (de onafhankelijkheid van) de rechterlijke macht in Polen in zijn geheel, en daarmee ook van de Poolse vreemdelingenrechter, onder druk staat. Dit is echter op zichzelf niet voldoende voor het oordeel dat in het geval van eiser niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 januari 2019 en het arrest van het Hof van Justitie in de zaak LP van 17 december 2020 volgt dat als de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de rechterlijke macht in een lidstaat (structurele of fundamentele) gebreken kent, dit op zichzelf niet
voldoende is voor de conclusie dat sprake is van een dusdanige situatie dat in die lidstaat gevreesd moet worden voor een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het EU Handvest. Of dat reële risico bestaat, moet per individueel geval worden beoordeeld. Daarvoor is relevant om te bepalen of er sprake is van individuele risicofactoren die maken dat juist het proces van deze betrokkene zal worden beïnvloed.
10. In de zaak van eiseres kan in het midden blijven of de onafhankelijkheid en/of onpartijdigheid van de rechterlijke macht in Polen zodanig is dat deze structurele of fundamentele gebreken kent. Immers, zelfs als die situatie zich zou voordoen, dan is dat in deze zaak niet relevant omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hiervoor genoemde reële risico zich ten aanzien van de vreemdelingenrechtspraak in het algemeen en in haar geval zal voordoen. Eiseres heeft namelijk op dat punt geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit geconcludeerd kan worden dat er (mogelijk) sprake is van individuele risicofactoren die een eventuele juridische procedure van haar in Polen zou kunnen beïnvloeden. Eiseres heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij geen toegang heeft tot een rechter en evenmin dat het voor de Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken dan wel dat zij dit niet zouden doen of dat de Poolse tuchtkamer hen nadien maatregelen hebben opgelegd.
10. Verder heeft eiseres haar stelling dat er in Polen een gebrek is aan rechtsbijstand niet aannemelijk gemaakt. Uit de brief van VWN van 7 juli 2023, waar eiseres zich op beroept, volgt dat vreemdelingen in de beroepsfase recht hebben op gratis juridische bijstand door advocaten, juridisch adviseurs en ngo’s. Verder wordt in de brief van VWN verwezen naar het AIDA-rapport, update 2022,² waaruit volgt dat uit het lage aantal personen dat profiteert van het rechtsbijstandssysteem op het totaal van 1.531 beroepen in 2022, het systeem weinig effect lijkt te hebben op de effectieve verlening van gratis rechtsbijstand aan asielzoekers. Echter is niet gebleken dat in zijn geheel geen mogelijkheid is om rechtsbijstand te verkrijgen in Polen of dat Polen in strijd handelt met de Procedurerichtlijn. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

12. Eiseres voert verder aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit een standaardoverweging heeft gebruikt die onvoldoende recht doet aan de situatie van eiseres en haar moeder. De moeder van eiseres verblijft in Nederland. Eiseres is licht verstandelijk beperkt en is daardoor meer afhankelijk van haar moeder dan anderen. Het is dan ook volkomen menselijk dat eiseres en haar moeder bij elkaar in Nederland willen blijven.
12. De rechtbank oordeel als volgt. De staatssecretaris kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening een asielaanvraag onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft daar dus veel vrijheid in zijn beoordeling. De rechtbank toetst terughoudend of de staatssecretaris gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid.
12. De rechtbank acht de door eiseres aangevoerd omstandigheden niet zodanig bijzonder dat de staatssecretaris haar asielaanvraag in behandeling had moeten nemen.
2 AIDA Country Report: Poland (update 2022) van 19 mei 2023.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat eiseres graag in de buurt van haar moeder wil blijven, is het niet bijzonder dat familieleden graag bij elkaar willen blijven. De gestelde afhankelijkheid die eiseres van haar moeder heeft door eiseres haar verstandelijke beperking is niet onderbouwd. Eiseres heeft geen documenten overgelegd, bijvoorbeeld medische stukken, die de afhankelijkheid onderbouwen. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat uit de verblijfsgeschiedenis van eiseres blijkt dat zij voor de oorlog in Oekraïne zelfstandig naar Polen is afgereisd en daar op grond van een visum heeft verbleven en gewerkt. Eiseres heeft zich dus langere tijd zelfstandig staande weten te houden. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom hij geen toepassing heeft gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.