ECLI:NL:RBDHA:2024:2586

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 11 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 2 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren, maar eiseres zelf niet.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom Duitsland het claimakkoord heeft geaccepteerd. Eiseres had aangevoerd dat er onvoldoende motivatie was voor de acceptatie van het claimakkoord door Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van de beschikbare gegevens en de Dublinverordening terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.

Eiseres heeft ook betoogd dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag op basis van artikel 16 van de Dublinverordening, omdat zij afhankelijk is van de zorg van haar familie in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor deze afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de afhankelijkheid niet aannemelijk is gemaakt.

Ten slotte oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris op grond van artikel 17 van de Dublinverordening discretionaire bevoegdheid heeft om een asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen, maar dat de omstandigheden van eiseres niet zodanig bijzonder zijn dat deze bevoegdheid in dit geval had moeten worden toegepast. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.39050
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. H.G.M. van Zutphen),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Claimakkoord
5. Eiseres voert verder aan dat in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd op grond waarvan Duitsland uiteindelijk het claimakkoord heeft geaccepteerd. Er is eerst een claimverzoek verzonden naar de Duitse autoriteiten op 29 november 2023. De Duitse autoriteiten hebben dit claimverzoek op 29 november 2023 niet geaccepteerd. Vervolgens is een tweede claimverzoek verzonden naar de Duitse autoriteiten op 3 december 2023 en deze is door Duitsland geaccepteerd op 6 december 2023. Het is volstrekt onduidelijk op grond van welke informatie een akkoord is gegeven door de Duitse autoriteiten. Daarnaast zou er door de staatssecretaris een visum zijn teruggevonden, maar dit matcht niet met de (biometrische) gegevens van eiseres. Dit strookt ook met de verklaring in het aanmeldgehoor van eiseres dat zij niet in Duitsland is geweest.
6. De rechtbank volgt eiseres niet en overweegt als volgt. De staatssecretaris heeft op 29 november 2023 een claimverzoek verzonden aan de Duitse autoriteiten. Op dezelfde datum zijn de Duitse autoriteiten niet akkoord gegaan met dit claimverzoek, op grond dat geen Eurodac-resultaat is meegezonden met het claimverzoek. Echter was het claimverzoek niet gebaseerd op een Eurodac-registratie, maar op grond van artikel 12 en/of artikel 16 van de Dublinverordening. Ter zitting heeft de staatssecretaris nog verduidelijkt dat hij naar aanleiding van de afwijzing nader onderzoek heeft gedaan in het EUvis-systeem. Daarin zijn gegevens gevonden die overeenkomen met eiseres, waaruit blijkt dat aan eiseres een visum is afgegeven door de Duitse autoriteiten, geldig van 15 juni 2023 tot 1 augustus 2023. Vervolgens is op 4 december 2023 een second opinion gevraagd, waarin deze nadere gegevens ook zijn vermeld. Op 6 december 2023 zijn de Duitse autoriteiten akkoord gegaan met overname op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op grond waarvan Duitsland het claimverzoek heeft geaccepteerd.
7. Verder ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan het claimakkoord te twijfelen. Eiseres heeft in het aanmeldgehoor weliswaar verklaard dat zij niets weet van Duitsland, maar daartegenover staat de verklaring van haar kleinzoon dat zij samen met het vliegtuig zijn gereisd naar Stuttgart in Duitsland en dat zij een Duits visum hadden. Zoals hiervoor overwogen blijkt ook dat een visum aan eiseres is afgegeven door de Duitse autoriteiten en dat de Duitse autoriteiten het claimverzoek hebben geaccepteerd op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris mag er dus in redelijkheid van uitgaan dat Duitsland de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eiseres haar asielaanvraag. De beroepsgrond slaagt niet.

Artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening

8. Eiseres voert verder aan dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op grond van artikel 16 van de Dublinverordening. De zoon, dochter en kleindochter van eiseres verblijven wettig in Nederland en eiseres is afhankelijk van hun zorg. Eiseres is een 86-jarige vrouw die haar emoties niet in de hand heeft en geheel ontredderd is. Eiseres heeft in Irak veel onmenselijke situaties meegemaakt en is zelf meerdere keren mishandeld. Als gevolg van deze mishandelingen kan eiseres heel slecht zien. Eiseres kan bij haar familie in Nederland wonen en door hen verzorgd worden. Het is een inhumane situatie om eiseres met haar leeftijd en slechte gezondheid naar Duitsland te sturen.
9. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank begrijpt heel goed dat eiseres graag bij haar familie wil blijven en dat dit andersom ook het geval is. Echter moet er tussen eiseres en haar familie in Nederland een afhankelijkheidsrelatie bestaan, wil er voor de staatssecretaris een verplichting gelden tot het in behandeling nemen van haar asielaanvraag. De bewijslast hiervoor ligt bij de vreemdeling. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat eiseres deze afhankelijkheidsrelatie niet aannemelijk heeft gemaakt en de rechtbank kan dit volgen. Uit de verklaring van de dochter van eiseres blijkt dat eiseres graag bij haar wilt wonen en dat zij hulpbehoevend is en verzorging nodig heeft. Er zijn door de gemachtigde van eiseres geen (medische) documenten overgelegd, waaruit de gestelde afhankelijkheid blijkt of dat eiseres niet in de opvang kan blijven. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres de hulp van de familie in Nederland nodig heeft en dat de kleinzoon van eiseres deze zorg niet kan bieden. De asielaanvraag van eiseres had dus niet op grond van artikel 16, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling moeten worden genomen. De beroepsgrond slaagt niet.

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

10. De rechtbank oordeelt over het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening als volgt. De staatssecretaris kan op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening een asielaanvraag onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen. Dat is een discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft daar dus veel vrijheid in zijn beoordeling. De rechtbank toetst terughoudend of de staatssecretaris gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid.
10. De rechtbank acht de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder dat de staatssecretaris haar asielaanvraag in behandeling had moeten nemen. Het is niet bijzonder dat familieleden graag bij elkaar willen blijven. Ook heeft de staatssecretaris de medische situatie van eiseres onvoldoende mogen vinden om een bijzondere omstandigheid aan te nemen. Eiseres heeft geen objectieve stukken overgelegd, waaruit blijkt dat zij onder medische (specialistische) behandeling staat. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit terecht gemotiveerd dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel de medische verzorgingsmogelijkheden in Duitsland van gelijkwaardige kwaliteit wordt geacht. Ook heeft de staatssecretaris terecht gemotiveerd dat eiseres haar verklaringen over de problemen in Irak geen reden zijn om haar aanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Het gaat in deze procedure enkel om de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van eiseres haar verzoek om internationale bescherming. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.