ECLI:NL:RBDHA:2024:2615
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 10 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 11 december 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 2 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren, maar eiser zelf niet.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van de Dublinverordening de aanvraag niet in behandeling heeft genomen, omdat Duitsland als verantwoordelijke lidstaat is aangewezen. Eiser voerde aan dat Duitsland niet langer kan worden vertrouwd vanwege problemen in de opvang van vluchtelingen en vrees voor geweld. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt of dat er sprake is van systeemfouten in de asielprocedure.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser in Duitsland niet adequaat zal worden behandeld. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 januari 2024.