ECLI:NL:RBDHA:2024:2671

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
AWB23/9362
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake beëindiging tijdelijke bescherming van verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N.B. Swart, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Op 29 januari 2024 trok de staatssecretaris dit besluit in en liet verzoeker weten dat de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 van rechtswege zou eindigen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter op 22 augustus 2023 om een voorlopige voorziening, in de veronderstelling dat er al een besluit was genomen over de beëindiging van zijn recht op tijdelijke bescherming.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 februari 2024 behandeld, samen met een andere zaak. In de uitspraak van dezelfde dag in de andere zaak, heeft de rechtbank de bestreden besluiten van 29 januari 2024 en 1 september 2023 vernietigd. Dit betekent dat het verblijfsrecht van verzoeker niet eindigt per 4 maart 2024, en dat hij aanspraak blijft maken op de rechten en voorzieningen die voortvloeien uit dit verblijfsrecht. Gezien deze omstandigheden was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Drenten-Boon, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/9362

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[naam], verzoeker, V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. N.B. Swart)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. drs. J.P.M. Wuijte).

Inleiding

1. Bij besluit van 1 september 2023 heeft de staatssecretaris besloten dat verzoekers recht op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Verzoeker heeft tegen dit besluit op 1 september 2023 beroep ingesteld.
2. Op 29 januari 2024 heeft de staatssecretaris het besluit van 1 september 2023 ingetrokken en verzoeker laten weten dat de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 van rechtswege zal eindigen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep mede betrekking op dit intrekkingsbesluit.
3. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter op 22 augustus 2023 verzocht een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij in de veronderstelling was dat de staatssecretaris reeds een besluit had genomen over de beëindiging van zijn recht op tijdelijke bescherming. Het verzoek is connex aan het op 1 september 2023 ingediende beroep.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 februari 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummer AWB23/9888. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Overwegingen

5. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB23/9888, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. De rechtbank heeft de bestreden besluiten van 29 januari 2024 en 1 september 2023 vernietigd. Dat betekent dat het verblijfsrecht van eiser niet eindigt per 4 maart 2024 en dat eiser aanspraak blijft maken op de rechten en voorzieningen die uit dit verblijfsrecht voortvloeien. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is buiten staat de uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is aan partijen verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.