Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser], v-nummer: [nummer], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Libanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris op 1 september 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 7 februari 2024, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig zijn.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op problemen met leden van een politieke partij in Libanon, maar de staatssecretaris heeft de geloofwaardigheid van zijn relaas in twijfel getrokken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft aangenomen dat eiser zowel de Libanese als de Armeense nationaliteit heeft, en dat Armenië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij niet veilig naar Armenië kan terugkeren.
De rechtbank wijst op de inconsistenties in de verklaringen van eiser over de gebeurtenissen in Libanon en de bedreigingen die hij heeft ervaren. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zorgvuldig heeft gehandeld en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser krijgt echter een vergoeding van zijn proceskosten omdat er een gebrek is geconstateerd in de procedure.