ECLI:NL:RBDHA:2024:2714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
23/1792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieaanvraag wegens bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd en niet voldoen aan voorwaarden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 30 augustus 2022, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 6 februari 2023 gehandhaafd. Eiseres, geboren in 2002 en van Venezolaanse nationaliteit, verblijft op Aruba. Ze heeft sinds 2 mei 2017 een inschrijving in het bevolkingsregister van Aruba en heeft meerdere tijdelijke verblijfsvergunningen gehad, maar haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd werd op 8 april 2021 afgewezen. Eiseres diende op 25 augustus 2021 een naturalisatieaanvraag in, die werd afgewezen omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), waaronder het vereiste van onafgebroken verblijf en toelating gedurende vijf jaren.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet kan aantonen dat er geen bedenkingen zijn tegen een verblijf voor onbepaalde tijd. De onderbreking in haar verblijf van 30 januari 2021 tot 20 mei 2021 wordt niet als verschoonbaar beschouwd, en de rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de eisen voor naturalisatie. De rechtbank wijst erop dat de situatie van eiseres niet uitzonderlijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1792

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.B. Boyce),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Laros).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 30 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is op [geboortedag] 2002 geboren en heeft de Venezolaanse nationaliteit. Zij verblijft op Aruba met haar ouders en haar zus.
3. Sinds 2 mei 2017 staat eiseres in het bevolkingsregister van Aruba ingeschreven.
4. Aan eiseres zijn meerdere tijdelijke verblijfsvergunningen verstrekt. Volgens de gegevens van het
Departamento di Integracion, Maneho y Admision di Stranhero(DIMAS), gold de eerste vergunning met ingang van 23 juni 2016. De tijdelijke verblijfsvergunningen hadden gezinshereniging als verblijfsdoel.
5. Op 7 januari 2021 heeft eiseres een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd aangevraagd; de looptijd van de op dat moment geldende tijdelijke verblijfsvergunning zou op 30 januari 2021 verstrijken. De verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is op 8 april 2021 afgewezen. Vervolgens is op 20 mei 2021 alsnog een aanvraag tot een nieuwe tijdelijke verblijfsvergunning ingediend, die per datum van de aanvraag is toegewezen. Daardoor beschikte eiseres in de periode van 30 januari 2021 tot 20 mei 2021 niet over een verblijfsvergunning.
6. Eiseres wil het Nederlanderschap verkrijgen en heeft daartoe op 25 augustus 2021 een naturalisatieaanvraag ingediend. Die is afgewezen, omdat eiseres niet aan meerdere van de voor naturalisatie geldende voorwaarden uit de Rijkswet op het Nederlanderschap (“RWN”) zou voldoen. Volgens verweerder: (-) had eiseres voorafgaand aan de aanvraag geen hoofdverblijf op Aruba gedurende 5 onafgebroken jaren, (-) had eiseres voorafgaand aan de aanvraag geen rechtmatige toelating op Aruba gedurende 5 onafgebroken jaren en (-) zou eiseres niet zou aantonen dat er geen bedenkingen zijn tegen een verblijf voor onbepaalde tijd.
Wat vindt eiseres in beroep?
7. Volgens eiseres kunnen er geen bedenkingen bestaan tegen een verblijf voor onbepaalde tijd. Zij is nu en was ten tijde van de naturalisatieaanvraag in het bezit van een geldige verblijfsvergunning.
8. Verder heeft eiseres aangetoond dat zij voorafgaand aan de aanvraag 5 jaar op Aruba woonde. Dat blijkt onder meer uit haar verblijfsvergunningen en haar inschrijving voor het schooljaar 2016-2017, een jaar waarin zij leerplichtig was en dus moest verschijnen.
9. De onderbreking in de periode van 30 januari 2021 tot 20 mei 2021 is het gevolg van een ambtelijk verzuim, dan wel een ambtelijke misslag. Bovendien heeft DIMAS medegedeeld dat opnieuw zal worden beslist op de aanvraag van 7 januari 2021 en alsnog een tijdelijke verblijfsvergunning wordt aangeboden. Die vergunning zal met terugwerkende kracht gelden per 23 maart 2021, waarmee het verblijfsgat zal worden teruggebracht tot een verschoonbaar tijdvak.
10. Eiseres beroept zich bovendien op artikel 10 van de RWN.
Wat vindt de rechtbank?
Relevant kader
11. Om in aanmerking te komen voor naturalisatie is onder meer vereist dat tegen een verblijf voor onbepaalde tijd door de aanvrager geen bedenkingen bestaan. [1] Daarvan is sprake als het verblijfsrecht naar zijn aard niet tijdelijk is. [2] Of een verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd een tijdelijk karakter heeft of niet, is op te maken uit het Vreemdelingenbesluit 2000 (“Vb 2000”). [3]
12. Daarnaast moet sprake zijn van een onafgebroken verblijf en toelating van vijf jaren voorafgaand aan het verzoek. [4] Deze regel dient om te voorkomen dat een vreemdeling rechten opbouwt in een periode waarin geen sprake is van rechtmatig verblijf.
Bedenkingen tegen verblijf voor onbepaalde tijd
13. Vast staat, dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit niet op de hoogte was van een op dat moment geldige verblijfsvergunning van eiseres. Uit het dossier blijkt dat aan eiseres op 17 november 2022 een vergunning voor voortgezet verblijf is afgegeven, maar verweerder was daar ten tijde van het bestreden besluit niet mee bekend. Daar komt bij, dat deze verblijfstitel is verleend onder de voorwaarden: (-) dat eiseres bij haar gezin inwoont, (-) niet werkt en (-) bij een erkende onderwijsinstelling studeert. Dit wijst eenduidig op een vergunning met een tijdelijk karakter.
14. Verweerder mocht daarom oordelen dat er bedenkingen bestaan tegen een verblijf voor onbepaalde tijd. Eiseres heeft deze bedenkingen niet weten te weerleggen.
Onafgebroken toelating
15. Eiseres had in de periode van 30 januari 2021 tot 20 mei 2021 geen toelating tot Aruba. Dit was het gevolg van de afwijzing van haar aanvraag van een vergunning voor onbepaalde tijd. Die aanvraag was, zo begrijpt de rechtbank, per vergissing ingediend. Die omstandigheid komt voor risico van eiseres. Verweerder was bij de beoordeling van het bezwaar gebonden aan de feiten die op dat moment aan de orde waren. Niet is gebleken dat het gat van bijna 4 maanden is te wijten aan een ambtelijke misslag.
16. Uit de door eiseres in beroep overgelegde stukken komt naar voren, dat DIMAS aan de bevoegde minister heeft geadviseerd om met terugwerkende kracht een vergunning te verlenen vanaf 23 maart 2021. Dit leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze ontwikkeling dateert namelijk van na het bestreden besluit. Gezien het relevante beoordelingsmoment moeten deze gegevens in deze procedure buiten beschouwing blijven. Bovendien merkt de rechtbank op, dat nog onzeker is of daadwerkelijk per 23 maart 2021 een vergunning voor tijdelijk verblijf zal worden verleend; van een daadwerkelijke beslissing door de bevoegde minister is niet gebleken.
17. Op het moment van het bestreden besluit mocht verweerder dan ook oordelen dat niet was voldaan aan de eis van onafgebroken toelating gedurende 5 jaar.
Onafgebroken verblijf
18. Verder heeft verweerder voor het bepalen van de aanvang van het hoofdverblijf, met juistheid vastgehouden aan de datum van inschrijving in het bevolkingsregister. De gegevens die eiseres daartegenover heeft gesteld om aan te tonen dat zij al in 2016 hoofdverblijf op Aruba had, zijn ontoereikend. Daaruit blijkt hooguit dat eiseres zich voorbereidde op educatieve en sportieve activiteiten op Aruba, maar niet dat zij er in 2016 al werkelijk woonde.
Artikel 10 RWN
19. De rechtbank wijst er ten slotte op, dat artikel 10 RWN in uitzonderlijke gevallen de mogelijkheid biedt om tot naturalisatie over te gaan in afwijking van de daarvoor geldende wettelijke voorwaarden. Uit de door eiseres naar voren gebrachte omstandigheden volgt niet dat verweerder gehouden was toepassing te geven aan deze bepaling. Van zeer schrijnende of onevenredige gevolgen voor eiseres is niet gebleken. De situatie van eiseres is ook niet uitzonderlijk van aard.

Conclusie en gevolgen

20. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8, aanhef en lid 1 onder b van de RWN.
2.Handleiding RWN, 8-1-b Toelichting ad artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b, paragraaf 3.
3.Artikel 3.5, tweede lid. Vb 2000.
4.Artikel 8, aanhef en lid 1 onder c van de RWN.