ECLI:NL:RBDHA:2024:2735
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep dat was ingesteld door een eiser van Turkse nationaliteit, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De eiser had op 22 december 2022 zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had niet tijdig beslist. Eiser stelde de staatssecretaris in gebreke op 21 juli 2023, waarna hij op 9 augustus 2023 beroep instelde tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen geen zitting nodig achtten en het onderzoek heeft gesloten zonder verdere behandeling. De rechtbank heeft vervolgens de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in overweging genomen. De rechtbank concludeerde dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die eindigde op 22 juni 2023, was verlengd met negen maanden op basis van het WBV 2022/22, waardoor de ingebrekestelling van de eiser prematuur was. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep niet voldeed aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.