ECLI:NL:RBDHA:2024:2736
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiser, een Turkse nationaliteit houder, op 5 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de staatssecretaris op 21 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 9 augustus 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft in deze procedure geoordeeld dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in overweging genomen. Artikel 6:2 van de Awb stelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Artikel 6:12 van de Awb bepaalt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de staatssecretaris eindigde op 5 juni 2023, maar deze termijn was met negen maanden verlengd door het WBV 2022/22, waardoor de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling nog niet was verstreken.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.