ECLI:NL:RBDHA:2024:2739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
C/09/660669 / JE RK 24-185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 19 februari 2024, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], die geboren is in 2008. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de moeder, de vader en de grootmoeder van [minderjarige] als belanghebbenden aangemerkt. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing bij de grootmoeder, omdat zij van mening is dat dit niet in het belang van [minderjarige] is. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige], die sinds april 2023 bij de grootmoeder verblijft. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige], die een moeilijke periode doormaakt en ondersteuning nodig heeft. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is dat [minderjarige] bij de grootmoeder blijft wonen, omdat dit de meest veilige en stabiele omgeving biedt voor haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 20 juli 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Tevens is er aandacht gevraagd voor het contactherstel tussen [minderjarige] en haar moeder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/660669 / JE RK 24-185
Datum uitspraak: 19 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.B. Brouwer te 's-Gravenhage.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
[de oma],
zijnde de grootmoeder vaderszijde,
hierna te noemen: de oma,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 31 januari 2024.
1.2.
De kinderrechter heeft besloten de moeder gescheiden van de vader en de oma te horen. De gecertificeerde instelling is opgeroepen voor beide tijdstippen waarop de mondelinge behandeling zou plaatsvinden.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 16 februari 2024. Daarbij zijn voor het eerste deel van de behandeling verschenen:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de oma.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
Voor het tweede deel van de behandeling zijn verschenen:
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de oma.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 augustus 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 20 juli 2024.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2023 een trajectmachtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg gevolgd door plaatsing in een gezinsgerichte voorziening tot 20 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in de categorie overig, te weten bij de oma vaderszijde, voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek ter zitting gewijzigd, in die zin dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] verblijft sinds april 2023 bij de oma. [minderjarige] geeft aan het fijn te hebben bij de oma, zeker nu zij herenigd is met de familie van vaderszijde. Wel zijn er zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . Het gedrag van [minderjarige] is wisselend en houdt sterk verband met haar gemoedstoestand, vooral wanneer [minderjarige] zich afgewezen voelt of de moeder mist. Daarbij komt dat er, zoals eerder ook al door de moeder naar voren gebracht, ook sprake is van kind eigen-problematiek bij [minderjarige] . Ook school maakt zich zorgen over het gedrag van [minderjarige] . Het is duidelijk dat zij door een moeilijke periode gaat en dit uit zich in wegloopgedrag. [minderjarige] heeft de afgelopen periode wel stappen gemaakt in het wegwerken van haar schoolachterstanden, maar zij loopt nog teveel achter om dit jaar examen te kunnen doen. Met de school is een plan op maat gemaakt, zodat [minderjarige] wordt voorbereid op het starten met In-Gang en een entree-opleiding. De gecertificeerde instelling acht het van belang dat [minderjarige] bij de oma blijft wonen en dat ze niet weer uit haar vertrouwde omgeving wordt gehaald. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling een risicotaxatie gemaakt en geoordeeld dat het voldoende veilig is bij de oma. Het is niet in het belang van [minderjarige] om haar nu over te plaatsen naar een gezinshuis. [minderjarige] heeft al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder recent de breuk met de moeder. Daarmee is ook het contact met haar halfzusje verbroken. Dat neemt niet weg dat er zorgen zijn over het gedrag van [minderjarige] . Het is daarom belangrijk om de specifieke opvoedbehoeften van [minderjarige] in kaart te brengen en passende hulpverlening in te zetten. De diagnostiek en hulpverlening moeten vanuit een stabiele situatie worden ingezet en op dit moment kan die stabiele situatie het best worden bereikt als [minderjarige] voorlopig bij de oma blijft wonen. Er wordt binnenkort gestart met een pleegzorgscreening bij de oma. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling naar voren gebracht dat [minderjarige] op dit moment geen individuele behandeling volgt. Wel wordt zij ondersteund door een coach. De oma probeert [minderjarige] daarnaast te motiveren om deel te nemen aan een meidengroep. De gecertificeerde instelling benadrukt dat er de komende tijd ook aandacht moet zijn voor het contactherstel met de moeder.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Daartoe heeft de moeder aangevoerd dat een uithuisplaatsing bij de oma niet in het belang van [minderjarige] is, omdat duidelijk is geworden dat het ook bij de oma thuis niet goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] vertoont zelfbepalend gedrag waar de oma niet tegen opgewassen is. Daarnaast is de schoolgang van [minderjarige] de afgelopen tijd achteruitgegaan. Het is belangrijk dat [minderjarige] op een neutrale plek wordt geplaatst waar constant toezicht is van professionals. Vanuit deze neutrale plek kan diagnostiek worden verricht zodat duidelijk wordt met welke problematiek [minderjarige] kampt en passende behandeling ingezet kan worden. De moeder benadrukt dat ook de Raad voor de Kinderbescherming destijds heeft geadviseerd [minderjarige] op een neutrale plek te plaatsen. De moeder vindt het kwalijk dat er het afgelopen jaar niets is gebeurd en er nog steeds geen hulpverlening is gestart voor [minderjarige] . Daarnaast meent de moeder dat door de gecertificeerde instelling meer ingezet moet worden op contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder. De moeder heeft [minderjarige] al een jaar niet gezien en mist haar ontzettend. Volgens de moeder is het onjuist dat dat zij allerlei voorwaarden aan het contactherstel zou verbinden. De enige voorwaarde van de moeder is dat zij geen contact wil hebben met de vader en zijn familie.
4.2.
Desgevraagd heeft de oma naar voren gebracht dat [minderjarige] het naar haar zin heeft bij de oma thuis en daar wil blijven wonen. [minderjarige] is bang dat zij weggehaald wordt bij de oma en op een andere plek wordt geplaatst. [minderjarige] wil niet meer thuis wonen, maar zij vindt het wel lastig dat zij geen contact heeft met de moeder en haar halfzusje. Zij mist de moeder en begrijpt niet waarom het zo gelopen is. [minderjarige] zoekt daarom erkenning bij anderen, met name bij jongens. Het is belangrijk dat [minderjarige] hulp krijgt en leert dat het zoeken van erkenning niet nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . Er lijkt sprake te zijn van kind eigen-problematiek bij [minderjarige] . Daarbij komt dat zij ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt, waaronder recent de hechtingsbreuk met de moeder en haar halfzusje. Het is noodzakelijk dat er met voortvarendheid diagnostiek wordt verricht, zodat duidelijk wordt met welke problematiek [minderjarige] kampt en de juiste behandeling ingezet kan worden. Daarvoor is het nodig dat [minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving heeft. De kinderrechter vindt het daarom noodzakelijk dat [minderjarige] de komende tijd bij de oma blijft wonen. [minderjarige] voelt zich fijn bij de oma thuis en volgens de gecertificeerde instelling is de opvoedsituatie bij de oma voldoende veilig voor [minderjarige] . De kinderrechter acht het niet in het belang van [minderjarige] om - zoals door de moeder verzocht - haar op dit moment over te plaatsen naar een neutrale plek. [minderjarige] zal dan opnieuw moeten wennen aan haar omgeving, waardoor er weer tijd verloren gaat als het gaat om het starten van diagnostiek en behandeling. Gelet op de zorgen die er nog zijn, acht de kinderrechter het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing voor de verzochte duur noodzakelijk. De kinderrechter wijst het verzoek dan ook toe als verzocht. De kinderrechter geeft de gecertificeerde instelling mee dat er de komende tijd intensief moet worden ingezet op contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de oma vaderszijde, met ingang van 19 februari 2024 tot 20 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.