ECLI:NL:RBDHA:2024:274

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.34473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft deze niet in behandeling genomen omdat Duitsland al een verzoek om terugname heeft aanvaard. Eiser heeft aangegeven dat hij niet in Duitsland kan worden opgevangen vanwege structurele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen, zoals beschreven in het AIDA-rapport. Hij stelt dat de situatie in Duitsland niet voldoet aan de basisbehoeften van asielzoekers, maar de rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan worden overgedragen aan Duitsland.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34473

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 31 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. Nadat de zaak op een zitting is gepland, hebben partijen de rechtbank laten weten dat zij een zitting niet nodig vinden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de argumenten die hij heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en dat het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [2] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3]
6. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Nederland heeft bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 20 september 2023 aanvaard. Daarbij vertrouwt de staatssecretaris erop dat Duitsland zijn internationale verdragsverplichtingen voor de behandeling van de asielaanvraag nakomt. Dat wordt ook wel het interstatelijk vertrouwensbeginsel genoemd.
Beroepsgronden
7. Niet in geschil is dat Duitsland in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser vindt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag toch in behandeling moet nemen. Eiser voert aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser doet een beroep op het AIDA-rapport van 6 april 2023 (update 2022) waaruit volgens hem blijkt dat er structureel en systematisch tekortkomingen zijn in de opvang voor asielzoekers. De faciliteiten in de opvangcentra zijn volgens eiser verslechterd door de massale overbevolking als gevolg van de oorlog in Oekraïne en de situatie in Afghanistan. Bovendien voldoende de faciliteiten niet aan de basisbehoeften. Er is sprake van een gebrek aan privacy en van nachtelijke overlast.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
8. Uitgangspunt is dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Bij deze beoordeling is ook het arrest Jawo [4] van belang. Als blijkt dat er sprake is van structurele tekortkomingen, dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM [5] en artikel 4 van het Handvest [6] te vallen.
9. Eiser heeft met de verwijzing naar het AIDA-rapport niet aannemelijk gemaakt dat ten aanzien van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank stelt vast dat in de passage van het rapport waarnaar eiser verwijst [7] in algemene zin wordt beschreven hoe de opvangvoorzieningen in Duitsland eruit zien. Vermeld is onder meer dat er veel verschillen bestaan, bijvoorbeeld in leefruimte en faciliteiten. De vermelding van overbevolking en gebrek aan privacy maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde (structurele) tekortkomingen in de opvangvoorzieningen waardoor eiser een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM.
10. Duitsland garandeert bovendien met het claimakkoord dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen. Daarmee garanderen de Duitse autoriteiten dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser toch problemen ervaart tijdens zijn asielprocedure, is het aan hem hierover bij de (hogere) Duitse autoriteiten te klagen. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk is of bij voorbaat zinloos is.
11. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van andere bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Duitsland van onevenredige hardheid getuigt.
12. De staatssecretaris is gelet op het voorgaande terecht ervan uitgegaan dat Duitsland de internationale verplichtingen nakomt en heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om de behandeling van de asielaanvraag van eiser (onverplicht) aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Conclusie en gevolgen

13. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet in behandeling genomen.
14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Duitsland.
15. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
7.paragraaf 2.1, pagina 130 t/m 133.