ECLI:NL:RBDHA:2024:2757
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Tunesische nationaliteit
In de zaak tussen de verzoeker, een Tunesische man, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 28 december 2023 door de staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.40472. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 hebben beide partijen zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de verzoeker de gelegenheid te geven nadere stukken over te leggen. Op 14 februari 2024 heeft de verzoeker echter aangegeven geen aanvullend bewijs te willen overleggen. Vervolgens hebben partijen toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen, waarna het onderzoek op 21 februari 2024 is gesloten.
In de uitspraak van 4 maart 2024 heeft de rechtbank het beroep van de verzoeker ongegrond verklaard. Aangezien het beroep ongegrond is verklaard, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. V. Vegter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.