ECLI:NL:RBDHA:2024:2819
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ontbreken procesbelang
In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F.J.M. Schonkeren, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 5 december 2023, waarbij zijn asielaanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. Tijdens de zitting in Breda op 23 februari 2024 is eiser, met voorafgaand bericht, niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.R. Vreijsen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 11 december 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen reactie is gekomen op verzoeken om informatie van de gemachtigde van eiser. De gemachtigde heeft op 8 januari 2024 gereageerd, maar eiser en zijn advocaat zijn niet verschenen op de zitting. De rechtbank concludeert hieruit dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op internationale bescherming in Nederland, wat betekent dat hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn asielzaak.
Op basis van het ontbreken van procesbelang heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.