ECLI:NL:RBDHA:2024:2900
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot verantwoordelijkheid Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.38331, NL23.38333 en NL23.38335. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.R. Vreijsen, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun asielaanvragen niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de behandeling van deze aanvragen.
De verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak van 23 februari 2024, met de zaaknummers NL23.38330, NL23.38332 en NL23.38334, heeft de rechtbank de beroepen die verband houden met deze voorlopige voorzieningen ongegrond verklaard. Hierdoor zijn de verzoeken om voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing om de verzoeken om voorlopige voorziening af te wijzen is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S. Constant. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.