Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] en [eiser 5] ,gezamenlijk te noemen: eisers,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 7 februari 2024, zijn de beroepen van vijf eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, hadden op 11 oktober 2022 voor de derde keer een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. J. Raaijmakers, had deze aanvragen op 25 december 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 25 januari 2024 behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond had afgewezen. De eisers stelden dat zij problemen ondervinden vanwege de afvalligheid van eiser, die niet langer in de islam gelooft. De rechtbank concludeerde echter dat de gestelde problemen niet eerder naar voren waren gebracht en dat dit niet in lijn was met de ernst van de vrees die eisers claimden. De rechtbank vond de argumenten van eisers, waaronder een document van de Hoogste Sjiitisch Islamitische Raad, niet voldoende onderbouwd om aan te tonen dat zij gevaar lopen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om een voorlopige voorziening af. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en biedt inzicht in de beoordeling van asielaanvragen en de vereisten voor geloofwaardigheid in dergelijke procedures.