ECLI:NL:RBDHA:2024:2945
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 26 februari 2024 door de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is opgeheven. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat deze tot aan de opheffing rechtmatig is geweest. De rechtbank heeft daarbij de belangenafweging van de verweerder in aanmerking genomen, die in de M120 is vastgelegd.
De rechtbank heeft overwogen dat de eiser niet heeft meegewerkt aan het vertrekproces, wat de verweerder in zijn beoordeling heeft meegenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden, zoals door de eiser gesteld, en dat de verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, en is openbaar gemaakt op 6 maart 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.