ECLI:NL:RBDHA:2024:2956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op basis van onvoldoende economische en sociale binding met Syrië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. Eiser, een 62-jarige Syrische man, had de aanvraag ingediend om zijn vrouw en kinderen in Nederland te bezoeken, nadat zij in 2016 asiel hadden gekregen en genaturaliseerd waren. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, omdat er onvoldoende substantiële sociale en economische binding met Syrië was aangetoond, wat de tijdige terugkeer naar Syrië in gevaar zou brengen.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Eiser stelde dat hij voldoende financiële middelen had en dat hij als arts in Syrië werkte, wat zijn verplichting om terug te keren zou onderbouwen. De rechtbank oordeelde echter dat de minister ten onrechte niet inging op de medische informatie over de vrouw van eiser, maar dat de afwijzing van de visumaanvraag op andere gronden gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat eiser onvoldoende had aangetoond dat hij een substantiële sociale binding met Syrië had, en dat de minister zich op het standpunt kon stellen dat de economische binding niet voldoende was om een tijdige terugkeer te garanderen.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiser kreeg een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.