ECLI:NL:RBDHA:2024:2979
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vreemdelingenrechtelijke procedure. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, met als doel het uitoefenen van privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. Deze aanvraag werd op 29 oktober 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 13 november 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep bij de rechtbank.
Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de staatssecretaris haar niet zou uitzetten totdat er een beslissing op het beroep was genomen. De rechtbank heeft op 24 januari 2024 het beroep behandeld, geregistreerd onder zaaknummer AWB 23/13264, en heeft dit beroep gegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit werd vernietigd. Aangezien het beroep gegrond was, was de voorlopige voorziening niet meer nodig, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 875,-. Dit bedrag is gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, in aanwezigheid van griffier mr. E.A. Ruiter, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.