ECLI:NL:RBDHA:2024:2993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
23-11216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning op grond van gezinshereniging

Op 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoekster en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekster, van Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel 'familie en gezin', gericht op haar meerderjarige dochter. Deze aanvraag werd op 27 mei 2022 door de Staatssecretaris afgewezen. Het bezwaar van verzoekster tegen deze afwijzing werd op 30 augustus 2023 ongegrond verklaard, waarna verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van 5 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit gebeurde omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak deed in een verwante zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft echter de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 875,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak benadrukt de procedurele aspecten van het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, met specifieke aandacht voor de afhandeling van aanvragen voor verblijfsvergunningen op basis van gezinshereniging.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/11216

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024 in de zaak tussen

[naam], verzoekster,

Geboren op [geboortedatum],
Van Iraanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster van 18 mei 2021 om een verblijfsvergunning met als verblijfsdoel ‘familie en gezin’ op grond van artikel 8 van het EVRM [1] bij de meerderjarige dochter [naam] (referent) afgewezen.
Bij besluit van 30 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard en heeft de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van heden is het connexe beroep gegrond verklaard.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer AWB 23/11214, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
-wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.