In deze zaak heeft verzoeker op 7 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 26 juni 2023 de aanvraag om een mvv ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten door de verweerder.
De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat indien een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval heeft verweerder niet binnen de geldende termijn op de aanvraag van verzoeker beslist, en heeft dit besluit genomen terwijl er al een beroep tegen het niet-tijdig beslissen aanhangig was. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast is verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.