ECLI:NL:RBDHA:2024:3001
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot tijdelijke bescherming van een verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de tijdelijke bescherming van de verzoeker per 4 maart 2024 werd beëindigd. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen kon behouden tijdens de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het bestreden besluit de verzoeker met ingang van 4 maart 2024 zou uitsluiten van de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter weegt het belang van de verzoeker om de voorzieningen te behouden zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om deze per direct te beëindigen. Daarom werd het verzoek gegrond verklaard.
De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.