ECLI:NL:RBDHA:2024:3001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht met betrekking tot tijdelijke bescherming van een verzoeker

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de tijdelijke bescherming van de verzoeker per 4 maart 2024 werd beëindigd. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen kon behouden tijdens de behandeling van het beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het bestreden besluit de verzoeker met ingang van 4 maart 2024 zou uitsluiten van de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter weegt het belang van de verzoeker om de voorzieningen te behouden zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om deze per direct te beëindigen. Daarom werd het verzoek gegrond verklaard.

De voorzieningenrechter schorste het bestreden besluit en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7547

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

In het besluit van 7 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de tijdelijke bescherming [1] van verzoeker beëindigd per 4 maart 2024.
Verzoeker heeft beroep (NL24.7537) ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat hij tijdens de behandeling van het beroep zijn tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen behoudt.
De voorzieningenrechter doet uitspraak buiten zitting op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van
de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige
voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Het bestreden besluit brengt mee dat verzoeker met ingang van 4 maart 2024 geen aanspraak meer kan maken op de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. De vereiste onverwijlde spoed is hiermee gegeven.
3. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek bij wijze van ordemaatregel op hierna te melden wijze toe te wijzen. Daartoe is redengevend dat het beroep niet kan worden afgehandeld voordat verzoekers tijdelijke beschermingsstatus eindigt, mede gelet op het aantal beroepsgronden en de aard daarvan. Verzoekers belang om de voorzieningen die horen bij de status van tijdelijk beschermde te behouden zolang het beroep loopt, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan verweerders belang om die voorzieningen op 4 maart 2024 meteen te beëindigen. Het verzoek is gegrond.
4. In de toewijzing van het verzoek bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 schorst het bestreden besluit totdat uitspraak is gedaan op het beroep;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn