ECLI:NL:RBDHA:2024:3004

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL24.228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod

In deze zaak heeft verzoeker de rechtbank verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten na de intrekking van zijn beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod. Dit besluit was op 11 december 2023 aan hem opgelegd, maar verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken omdat hij Nederland is uitgezet. De staatssecretaris heeft het inreisverbod op 12 januari 2024 ingetrokken. De staatssecretaris heeft echter aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake was van (gedeeltelijke) tegemoetkoming door de staatssecretaris aan verzoeker, wat een voorwaarde is voor het toekennen van een proceskostenvergoeding. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet tegemoet is gekomen aan verzoeker, aangezien de intrekking van het inreisverbod niet het gevolg was van de indiening van het beroep. Verzoeker had op 10 januari 2024 een zienswijze ingediend, maar de gronden van het beroep volgden pas later. Bovendien had verzoeker in het gehoor voorafgaand aan het besluit wel melding gemaakt van zijn kinderen in Duitsland, maar weigerde hij verdere vragen hierover te beantwoorden.

De rechtbank oordeelt dat er geen reden is om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Verzoeker kan binnen vier weken na bekendmaking van deze uitspraak een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.228

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J. Hofstra).

Inleiding

1. Verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. Hij heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van 11 december 2023 waarbij aan hem een terugkeerbesluit en inreisverbod zijn opgelegd. Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken, omdat hij Nederland is uitgezet en de staatssecretaris het aan hem opgelegde inreisverbod op 12 januari 2024 heeft ingetrokken.
1.1.
De staatssecretaris heeft desgevraagd aangegeven geen aanleiding te zien voor een proceskostenvergoeding.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [1] De rechtbank komt alleen aan een proceskostenveroordeling toe als de intrekking van het beroep plaatsvond wegens (gedeeltelijke) tegemoetkoming door het bestuursorgaan aan de betrokkene.
2.1.
In dit geval heeft de staatssecretaris besloten tot intrekking van het inreisverbod nadat verzoeker op 10 januari 2024 een zienswijze had ingediend tegen het voorgenomen besluit op zijn asielaanvraag. De gronden van onderhavig beroep zijn pas later, op 1 februari 2024 ingediend. Het is dan ook niet zo dat de indiening van het beroep voor de staatssecretaris aanleiding was om het inreisverbod in te trekken. Verder is van belang dat verzoeker in het gehoor voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit wel heeft gemeld dat zijn kinderen in Duitsland wonen, maar dat hij heeft geweigerd daarover nadere vragen te beantwoorden. Uit de enkele verklaring van verzoeker volgde naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris had moeten afzien van het opleggen van een inreisverbod.
2.2.
Samengevat is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet tegemoet is gekomen aan verzoeker en er geen reden bestaat voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).