ECLI:NL:RBDHA:2024:302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.28754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geboortedatum van een asielzoeker in het kader van de inwilliging van een verblijfsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 12 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag beoordeeld, specifiek met betrekking tot de geboortedatum van eiser. Eiser heeft op 7 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel en stelt geboren te zijn op [geboortedatum] 2005. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag ingewilligd, maar vermeldt in het besluit dat de geboortedatum van eiser [geboortedatum] 2002 is. De rechtbank behandelt het beroep van eiser, dat zich richt op deze discrepantie in geboortedatum.

Tijdens de zitting op 18 december 2023 zijn zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek vertoont, omdat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de meerderjarige leeftijd van eiser. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de geboortedatum van eiser niet aannemelijk heeft gemaakt, maar laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat, hoewel het besluit wordt vernietigd, de gevolgen van het besluit blijven bestaan.

De rechtbank wijst erop dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn geboortedatum van [geboortedatum] 2005 te onderbouwen, en dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiser meerderjarig is. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van proceskosten aan eiser, vastgesteld op € 1.750,-. Deze uitspraak biedt inzicht in de beoordeling van asielaanvragen en de vereisten voor het aantonen van de geboortedatum van asielzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Wudka),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. I. Lohmann-Kamphuis).

Inleiding

1. Eiser heeft op 7 september 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag ingewilligd met het bestreden besluit van 24 augustus 2023, maar heeft daarin vermeld dat de geboortedatum van eiser [geboortedatum] 2002 is. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag, voor zover dat gaat over de geboortedatum van eiser.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het inwilligende besluit waarbij de staatssecretaris is uitgegaan van de geboortedatum [geboortedatum] 2002. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond, de rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen echter in stand gelaten worden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Uit het verslag van het gehoor van 7 september 2022 (PV gehoor) blijkt dat de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) heeft geconcludeerd dat eiser evident minderjarig is. Tijdens het aanmeldgehoor Alleenstaande Minderjarige Vreemdeling van 10 september 2022 (aanmeldgehoor AMV) heeft er ook een leeftijdsschouw plaatsgevonden. Hierbij was de conclusie dat er twijfel was over de door eiser opgegeven leeftijd. Naar aanleiding hiervan en het onderzoek in het Eurodac-systeem is twijfel ontstaan over de leeftijd van eiser. Daarom heeft de staatssecretaris de Griekse autoriteiten verzocht om informatie over de opgegeven gegevens van eiser. Uit deze gegevens is gebleken dat eiser in Griekenland geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedatum] 2002. Deze geboortedatum is geregistreerd op basis van de eigen verklaring van eiser. Verder zijn er in Nederland een aantal gehoren geweest waarin eiser verklaringen heeft afgelegd over zijn geboortedatum. In het PV gehoor en het AMV gehoor heeft eiser verklaard geboren te zijn op [geboortedatum] 2006. In het aanmeldgehoor van 11 april 2023 (aanmeldgehoor) en het nader gehoor van 22 augustus 2023 (nader gehoor) heeft eiser verklaard dat hij geboren is op [geboortedatum] 2005. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij in Oostenrijk de geboortedatum [geboortedatum] 2006 heeft opgegeven. [1]
Het besluit van 23 november 2023
5. De staatssecretaris heeft op 23 november 2023, naar aanleiding van het beroep, een brief aan eiser gestuurd. In deze brief motiveert de staatssecretaris waarom hij is uitgegaan van de geboortedatum [geboortedatum] 2002. De rechtbank is van oordeel dat deze brief, anders dan daarin staat vermeld, niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar moet worden gezien als aanvullende motivering van het bestreden besluit. Hierbij acht de rechtbank van belang dat het besluit geen nieuwe rechtsgevolgen voor eiser in het leven roept, maar dat in het besluit enkel wordt gemotiveerd waarom de staatssecretaris uitgaat van de meerderjarige leeftijd van eiser. De staatsecretaris heeft op zitting bevestigd dat de brief bij nader inzien inderdaad gezien moet worden als een aanvullende motivering van het bestreden besluit.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat. In het besluit is namelijk niet gemotiveerd waarom de staatssecretaris uitgaat van de meerderjarige leeftijd van eiser, terwijl de staatssecretaris afwijkt van de door eiser opgegeven leeftijd. Op grond van de Werkinstructie 2023/6 had de staatssecretaris hier in het besluit wel gemotiveerd op moeten ingaan. Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en wordt vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtgevolgen van het bestreden besluit, waarbij de aanvullende motivering wordt meegenomen, in stand kunnen blijven.
Is de staatssecretaris uitgegaan van de juiste geboortedatum van eiser?
6. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum] 2005. De staatssecretaris heeft echter de door eiser in Griekenland opgegeven geboortedatum gehanteerd. In Griekenland heeft eiser naar hij stelt een onjuiste datum opgegeven, omdat hij als meerderjarige verder kon reizen. Dit is volgens eiser een goede verklaring voor de in Griekenland onjuist opgegeven geboortedatum. Hierbij voert eiser aan dat het ook begrijpelijk is dat hij in Nederland en Oostenrijk aanvankelijk de onjuiste datum van [geboortedatum] 2006 noemt. Eiser is namelijk een minderjarige jongen die alleen is gevlucht vanuit zijn land van herkomst en is uitgegaan van wat zijn moeder hem heeft verteld. Zij heeft eerst per ongeluk gezegd dat hij is geboren op [geboortedatum] 2006, de geboortedatum van zijn zus. Pas later vertelde ze hem dat zijn geboortedatum [geboortedatum] 2005 was. Ter onderbouwing van de juiste geboortedatum heeft eiser een familieboekje overgelegd. Naar aanleiding van onderzoek naar het boekje is geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld of het boekje inhoudelijk juist is omdat een wijziging is aangebracht met een andere inktsoort. Volgens eiser heeft deze wijziging alleen betrekking op zijn jongste broertje en doet dit geen afbreuk aan de registratie van de andere kinderen, waaronder eiser. In het familieboekje staat eiser gemeld met de geboortedatum [geboortedatum] 2005. Deze datum heeft eiser tijdens zijn gehoor ook als de juiste datum vermeld.
6.1.
Op grond van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 november 2017 [2] mag de staatssecretaris concluderen dat een vreemdeling meerderjarig is op het moment dat de vreemdeling in meerdere lidstaten met meerdere leeftijden is geregistreerd (waarvan een of meer meerderjarig). [3] De staatssecretaris mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van uitgaan dat de registratie in een andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Vervolgens is het aan eiser om aannemelijk te maken dat de in de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. Eiser kan dit aannemelijk maken met identificerende documenten, andere documenten en zijn eigen verklaringen.
6.2.
Het familieboekje van eiser is door Bureau Documenten onderzocht. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat de originele kaft van het document ontbreekt en pagina 1 en pagina 19/20 zijn bevestigd met plakband en nietjes. Daarnaast zijn een aantal wijzigingen en overschrijvingen aangebracht. Op pagina 1, in de gegevens van de man, zijn verschillende overschrijvingen aangetroffen met een andere inktsoort. Op pagina 12 zijn wijzigingen met een gelijksoortige inkt aangebracht ten aanzien van het derde kind. Op pagina 13 is het geboorte- en registratiejaar van het vijfde kind aangepast van 2013 naar 2011 met een andere inktsoort. Deze wijzigingen en overschrijvingen zijn niet voorzien van een waarmerk.
6.3.
De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de geregistreerde geboortedatum onjuist is en hij dus mocht uitgaan van de meerderjarige leeftijd van eiser. Hierbij stelt de staatssecretaris terecht dat het familieboekje niet kan worden gezien als identificerend document. Daarnaast is het familieboekje onderzocht door Bureau Documenten, waarbij is geconcludeerd dat niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Bureau Documenten concludeert vervolgens dat zij niet kan vaststellen welke waarde er gehecht moet worden aan de geconstateerde onregelmatigheden. Eiser meent dat hier geen waarde aan moet worden gehecht, omdat de met pen aangebrachte wijziging enkel betrekking heeft op het broertje van eiser en goed verklaarbaar is. De staatssecretaris heeft het familieboekje gewaardeerd in samenhang met de verklaringen van eiser. De staatssecretaris concludeert vervolgens terecht dat er wel waarde mag worden gehecht aan de geconstateerde onregelmatigheden, omdat de verklaringen van eiser wisselend en tegenstrijdig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen deugdelijke verklaring gegeven over deze wisselende en tegenstrijdige verklaringen. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij tijdens het PV gehoor en aanmeldgehoor AMV niet beschikte over documenten en dat zijn moeder de verkeerde geboortedatum had doorgegeven, namelijk die van de zus van eiser. Echter blijkt uit het familieboekje dat de zus van eiser geregistreerd staat met de geboortedatum [geboortedatum] 2006. Dit strookt niet met de verklaring van eiser dat hij geboren zou zijn op [geboortedatum] 2006. Hierbij komt dat eiser in Oostenrijk ook de, volgens hem onjuiste, geboortedatum [geboortedatum] 2006 heeft opgegeven en eiser hierover verklaart dat hij dit heeft gedaan omdat hij zijn geboortedatum niet wist. Het betoog van eiser dat het begrijpelijk is dat hij tegenstrijdig en wisselend verklaart, omdat hij minderjarig is en een lange reis heeft gemaakt volgt de rechtbank niet. Eiser noemt namelijk stellig verschillende data en de verklaringen kunnen dit niet ophelderen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep van eiser is gegrond, omdat er een motiveringsgebrek aan het bestreden besluit kleeft. Echter kunnen de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten worden, gelet op wat onder 6.1 tot en met 6.3 is geoordeeld.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Er zijn verder geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In de brief van 23 november 2023 stelt de staatssecretaris dat eiser in Oostenrijk de geboortedatum [geboortedatum] 2002 heeft opgegeven. Dit heeft de staatssecretaris op de zitting gecorrigeerd naar [geboortedatum] 2006.
2.ABRvS, 9 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3288.
3.Werkinstructie 2023/6, paragraaf 2.4 en 2.4.2.