ECLI:NL:RBDHA:2024:3029
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent. De rechtbank heeft op 1 maart 2024 uitspraak gedaan, waarbij zij op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting heeft geoordeeld. Eiseres had op 1 mei 2023 een aanvraag ingediend, waarover verweerder binnen 90 dagen had moeten beslissen. De beslistermijn was door verweerder verlengd met drie maanden, maar uiteindelijk is er geen besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 1 november 2023 in gebreke gesteld en op 28 november 2023 het beroep ingesteld, dat tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. Eiseres heeft verzocht om een termijn van twee weken voor verweerder om alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft echter besloten om verweerder een langere termijn van twintig weken op te leggen, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken en heeft bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en heeft zij verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.