ECLI:NL:RBDHA:2024:3030
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat aan de voorwaarden voor vrijstelling is voldaan en heeft het verzoek definitief toegewezen.
Eiseres heeft haar aanvraag op 11 april 2023 ingediend. Verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Dit betekent dat verweerder uiterlijk op 10 oktober 2023 een besluit had moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 13 oktober 2023 in gebreke gesteld en op 24 november 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twee weken alsnog een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid van een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen en € 437,50 aan proceskosten aan eiseres. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.