ECLI:NL:RBDHA:2024:3045
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het bestuursrecht betreffende tijdelijke bescherming van verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan op 4 maart 2024 in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.S. Yap, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de tijdelijke bescherming van verzoeker per 4 maart 2024 werd beëindigd. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen kan behouden tijdens de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten zitting uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming per 4 maart 2024 verzoeker zou benadelen, aangezien hij dan geen aanspraak meer kan maken op de rechten die aan deze status zijn verbonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onverwijlde spoed en dat het belang van verzoeker om de voorzieningen te behouden zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om deze per direct te beëindigen.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.