In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van Venezolaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, die op 31 december 2021 asiel hebben aangevraagd, zijn geconfronteerd met een afwijzing op 22 december 2023, waarbij de aanvragen als kennelijk ongegrond zijn bestempeld. De rechtbank heeft de beroepen op 6 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela opnieuw slachtoffer zullen worden van detentie. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers niet goed heeft ingeschat, vooral met betrekking tot de vrees voor detentie en de omstandigheden waaronder zij in Venezuela hebben geleefd. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en bepaalt dat deze nieuwe besluiten moet nemen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank concludeert dat de aanvragen ten onrechte zijn afgewezen en dat de eisers recht hebben op een vergoeding van hun proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, aangezien de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.