ECLI:NL:RBDHA:2024:3050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40399, NL23.40401 en NL23.40407
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van Venezolaanse eisers en de beoordeling van de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van Venezolaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, die op 31 december 2021 asiel hebben aangevraagd, zijn geconfronteerd met een afwijzing op 22 december 2023, waarbij de aanvragen als kennelijk ongegrond zijn bestempeld. De rechtbank heeft de beroepen op 6 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Venezuela opnieuw slachtoffer zullen worden van detentie. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de verklaringen van de eisers niet goed heeft ingeschat, vooral met betrekking tot de vrees voor detentie en de omstandigheden waaronder zij in Venezuela hebben geleefd. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en bepaalt dat deze nieuwe besluiten moet nemen, rekening houdend met de uitspraak.

De rechtbank concludeert dat de aanvragen ten onrechte zijn afgewezen en dat de eisers recht hebben op een vergoeding van hun proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,-, aangezien de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.40399, NL23.40401 en NL23.40407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiserV-nummer: [nummer],

[naam], eiseres 1,
V-nummer: [nummer],
[naam], eiseres 2,
mede namens haar minderjarige kind
[naam]
V-nummers: [nummer] en [nummer],
allen van Venezolaanse nationaliteit,
samen: eisers
(gemachtigde: mr. J.G. Brands),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers hebben op 31 december 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 22 december 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2. De staatssecretaris heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
2.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 6 februari 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummers NL23.40400, NL23.40402 en NL23.40408. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart de beroepen gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

5. Eisers hebben aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is tijdens zijn werk als vrachtwagenchauffeur in de problemen gekomen, doordat hij tijdens een controle op 18 januari 2018 niet heeft meegewerkt aan corruptiepraktijken. Eiser is vals beschuldigd van fraude. Eiser heeft als gevolg daarvan tien maanden onder zeer slechte omstandigheden in voorarrest gezeten. Het voorarrest is vervolgens omgezet in huisarrest. Tijdens het huisarrest is eiser in samenspraak met de controlerend ambtenaar, maar in strijd met de voorwaarden, gaan werken. Eiser stelt dat hij de controlerend ambtenaar hiervoor maandelijks een geldbedrag moest betalen. Tijdens de coronapandemie kon eiser een tijdlang niet werken, waardoor hij de ambtenaar niet meer kon betalen. Eisers stellen als gevolg van de achterstallige betalingen te zijn bedreigd en achtervolgd door de Nationale Garde en de colectivo’s. Eisers vrezen dat zij bij terugkeer opnieuw worden bedreigd. Eiser vreest bovendien voor een gevangenisstraf als gevolg van het niet voldoen aan zijn meldplicht.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen na controle op 18 januari 2018 door de Nationale Garde;
3. Bedreiging op 12 juli 2021 in verband met problemen na de controle door de Nationale Garde.
De staatssecretaris vindt het eerste en tweede relevante element geloofwaardig. De staatssecretaris vindt het derde relevante element ongeloofwaardig. De staatssecretaris heeft daartoe overwogen dat uit de verklaringen van eisers niet is gebleken dat de bedreiging op 12 juli 2021 in verband staat met de problemen na de controle op 18 januari 2018. Eisers hebben voorts tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de periode dat zij ondergedoken zouden hebben gezeten. Bovendien hebben eisers in de periode van 6 augustus 2020 tot de bedreiging op 12 juli 2021 geen problemen ondervonden. Evenmin zijn er problemen geweest na de bedreiging tot aan het vertrek van eisers, terwijl eisers hebben verklaard dat de colectivo’s hen overal zouden kunnen vinden.
7. In het verweerschrift heeft de staatssecretaris overwogen dat het verlenen van asielrechtelijke bescherming niet bedoeld is om strafvervolging in eigen land te voorkomen. Blijkens het algemeen ambtsbericht [1] is de rechterlijke macht weliswaar gepolitiseerd, maar dat betekent niet dat in het algemeen geen eerlijke rechtsgang aanwezig is. Uit de stukken die eisers in beroep hebben overgelegd, blijkt niet dat eiser bij terugkeer naar Venezuela gevangen zal worden gezet. De staatssecretaris overweegt voorts dat geloofwaardig is dat eisers in augustus 2020 slachtoffer zijn geworden van een woningoverval. De staatssecretaris vindt echter niet geloofwaardig dat deze overval verband hield met de gemiste betalingen aan de ambtenaar.
De vrees voor de colectivo’s
8. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris ten onrechte de duidelijke verklaringen van eiseres 1 en eiseres 2 over het verband tussen de bedreiging op 12 juli 2021 en de gebeurtenissen uit de periode tussen 2018 en augustus 2020 niet bij het besluit heeft betrokken. Eisers hebben niet tegenstrijdig verklaard over of zij tijdens de periode dat zij ondergedoken zaten hebben gewerkt. Eisers hebben vanaf half augustus 2020 niet meer in hun eigen woning kunnen wonen en op steeds wisselende adressen verbleven. Zij konden geen normaal leven leiden. Eisers zijn meerdere keren slachtoffer geweest van onmenselijke behandeling. Het is volgens eisers duidelijk dat de problemen voortvloeien uit de arrestatie en detentie van eiser in 2018.
9. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft overwogen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de bedreiging op 12 juli 2021 in verband staat met de geloofwaardig bevonden eerdere gebeurtenissen.
9.1.
Daartoe heeft de staatssecretaris allereerst kunnen overwegen dat eisers tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de periode dat zij stellen ondergedoken te hebben gezeten. Zo heeft eiseres 1 tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat zij tot september 2021 heeft gewerkt in een kapsalon en dat zij daarna nog bij klanten thuiskwam. [2] Eiseres 2 heeft tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat zij huizen schoonmaakte en dat haar laatste werkdag in 2021 was, net voordat zij naar Nederland kwam. [3] In het nader gehoor hebben zij beiden vervolgens verklaard dat zij vanaf augustus 2020 ondergedoken zaten en niet naar buiten gingen. [4] Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor verklaard dat zijn laatste werkdag als chauffeur 16 december 2021 was. [5] Vervolgens verklaart hij dat hij na augustus 2020 niet meer heeft gewerkt, behalve dat hij vanaf december 2020 werkzaamheden op de boerderij heeft verricht. [6] Bovendien heeft eiser verklaard dat eiseres 1 in de periode van december 2020 tot en met 12 juli 2021 werkte en dat eiseres 2 studeerde en haar kind naar school ging. [7] Deze verklaringen doen afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eisers over de vrees voor de colectivo’s.
9.2.
Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris eveneens kunnen overwegen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de woningoverval in augustus 2020 verband zou hebben gehouden met het niet voldoen aan de betalingsverplichting. Immers, als eisers daadwerkelijk voor de colectivo’s te vrezen hadden, valt niet in te zien dat zij desondanks naar buiten bleven gaan om te werken. De rechtbank volgt niet de verklaring van eisers ter zitting dat tijdens de gehoren wellicht niet duidelijk is geweest over welke periode het zou gaan, nu uit de aangehaalde passages duidelijk blijkt over welke periodes wordt gesproken.
9.3.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de staatssecretaris het derde relevante element niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Gelet op de hierboven vermelde tegenstrijdige verklaringen, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde bedreiging op 12 juli 2021 verband houdt met eerdere problemen. Immers, eiseres 1 en eiseres 2 hebben verklaard dat zij ook na de gestelde bedreiging nog hebben gewerkt, terwijl zij later hebben verklaard dat zij ondergedoken zaten. De staatssecretaris heeft er voorts terecht op gewezen dat uit de verklaringen van eisers blijkt dat de broer tijdens de gestelde bedreiging niets heeft gezegd over de achterstallige betalingen. Bovendien is door de overheid naar aanleiding van de aangifte van eiseres 1 een contactverbod uitgevaardigd tegen de broer. Dat strookt niet met de informatie in het Algemeen Ambtsbericht en eisers verklaring dat de overheid samenwerkt met de colectivo’s en daartegen geen bescherming biedt, waarmee afbreuk wordt gedaan aan de verklaring van eisers dat de broer zich had aangesloten bij de colectivo’s. Tot slot heeft de staatssecretaris er naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op gewezen dat eisers in de periode van augustus 2020 tot de gestelde bedreiging en vervolgens tot aan hun vertrek in december 2021 geen problemen hebben ondervonden en dat zij hun vertrek zonder problemen hebben kunnen voorbereiden. Dat is in tegenspraak met de gestelde vrees dat de colectivo’s hen overal zouden kunnen vinden.
De vrees van eiser voor detentie bij terugkeer
10. Eiser voert aan dat hij bij terugkeer opnieuw zal worden opgepakt, omdat hij zich niet aan de opgelegde meldplicht heeft gehouden. Eiser heeft ter onderbouwing een kopie van een dagvaarding van 15 juli 2022 en een aanhoudingsbevel van 10 december 2023 overgelegd. Eiser vreest, gelet op zijn eerdere detentie, dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op onmenselijke behandeling.
11. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris geloofwaardig heeft geacht dat eiser als gevolg van een valse beschuldiging in reactie op eisers poging tot aangifte tegen een corrupte ambtenaar in voorarrest heeft gezeten en dat hij is vrijgelaten met huisarrest en een meldplicht. De staatssecretaris heeft voorts ter zitting verklaard dat hij aanneemt dat het aanhoudingsbevel en de dagvaarding die eiser in beroep heeft overgelegd verband houden met deze eerdere strafzaak. De staatssecretaris heeft de inhoud of authenticiteit van de documenten niet betwist. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de documenten niet blijkt dat eiser veroordeeld is of het risico loopt op detentie.
12. De beroepsgrond slaagt. Uit de door eiser overgelegde documenten blijkt dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem loopt en dat hij dient te worden aangehouden. Uit het relaas van eiser volgt voorts dat hij in verband met de strafzaak in 2018 tien maanden in voorarrest heeft gezeten. Eiser stelt te hebben verbleven in overvolle cellen en fysieke en geestelijke mishandelingen te hebben ondergaan. Gelet op de overgelegde documenten en op eisers –door de staatssecretaris geloofwaardig bevonden– verklaringen over zijn eerdere detentie, de detentieomstandigheden en vrijlating onder voorwaarden, heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer opnieuw slachtoffer zal worden van detentie als gevolg van de eerdere
valsebeschuldigingen en in dat kader een reëel risico zal lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De overweging van de staatssecretaris dat het verlenen van asielrechtelijke bescherming niet bedoeld is om strafvervolging in eigen land te voorkomen en niet is gebleken dat in Venezuela in het algemeen geen eerlijke rechtsgang aanwezig is, leidt niet tot een ander oordeel ten aanzien van dit motiveringsgebrek.
13. Nu de beroepen gelet op het voorgaande gegrond zijn, zal de rechtbank de overige beroepsgronden niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

14. De staatssecretaris heeft de aanvragen ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de bestreden besluiten.
14.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moet nemen op de aanvragen van eisers. Daarbij moet de staatssecretaris houden met deze uitspraak.
14.2.
Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers een vergoeding van hun proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Er is naar het oordeel van de rechtbank sprake van samenhangende zaken, zodat de drie zaken als één worden aangemerkt. [8] De vergoeding bedraagt daarom € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de besluiten van 22 december 2023;
- draagt de staatssecretaris nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten - Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemeen Ambtsbericht Venezuela van 10 juni 2020
2.Pagina 7 en 8 van het aanmeldgehoor
3.Pagina 6 en 7 van het aanmeldgehoor
4.Pagina 13 en 14 van het nader gehoor van eiseres 1 en pagina 14 en 16 van het nader gehoor van eiseres 2
5.Pagina 6 van het aanmeldgehoor
6.Pagina 33 en 36 van het nader gehoor
7.Pagina 34 en 36 van het nader gehoor
8.Zie artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht