ECLI:NL:RBDHA:2024:3051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
NL23.21308
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over asielaanvraag en termijn voor besluitvorming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzet van een opposant tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposant had eerder beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 april 2022. De rechtbank had op 4 december 2023 het beroep gegrond verklaard en de Staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De opposant heeft hiertegen verzet aangetekend, waarbij hij aanvoert dat de termijn voor de Staatssecretaris om een besluit te nemen niet op de dag van de uitspraak, maar op de dag van de ingebrekestelling op 5 juli 2023 zou moeten beginnen.

De rechtbank heeft het verzet op 13 februari 2024 behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen. De rechtbank overweegt dat zij in de beroepszaak zonder zitting uitspraak heeft gedaan, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank bevestigt dat de termijn voor de Staatssecretaris begint te lopen op de dag dat de uitspraak is verzonden, zoals bepaald in artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan haar eerdere beslissing.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21308 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[naam] , opposant

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. B. Snoeij)
tegen de uitspraak van de rechtbank van 4 december 2023 in het geding tussen
opposant
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (de staatssecretaris),

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Procesverloop

Opposant heeft wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 3 april 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 december 2023 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
Opposant heeft tegen deze uitspraak een verzetschrift ingediend..
De rechtbank heeft het verzet op 13 februari 2024 op zitting behandeld. Partijen zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen binnen 16 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is en een opdracht is gegeven om binnen 16 weken vanaf de dag na verzending van de uitspraak alsnog te beslissen. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de rechtbank ten onrechte en op onjuiste gronden de dag na de uitspraak heeft genoemd als aanvang van de termijn van 16 weken voor de staatssecretaris om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Hierbij geeft opposant aan dat de staatssecretaris vanaf de dag van de ingebrekestelling op 5 juli 2023 al wist dat hij te laat was met het beslissen op de aanvraag. Tussen de dag van ingebrekestelling en de dag van de uitspraak zijn vijf maanden verstreken. De totale extra tijd die de staatssecretaris krijgt voor het nemen een beslissing wordt, met de door de rechtbank verleende termijn van 16 weken, bijna negen maanden. Opposant acht dit niet juist en stelt daarom dat de begintijd van de aan de staatssecretaris verleende termijn van 16 weken wordt gesteld op de dag van ingebrekestelling op 5 juli 2023. Hiervoor verwijst opposant naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 26 oktober 2023.
4. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 4 december 2023. Uit artikel 8:55d van de Awb volgt dat de termijn die de rechtbank geeft als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, begint te lopen op de dag dat de uitspraak wordt verzonden. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.