Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[naam],V-nummer: [nummer],
[naam]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL23.40400, NL23.40402 en NL23.40408. De verzoekers, waaronder een minderjarig kind, hadden een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 december 2023 was afgewezen. Tegen deze afwijzing hebben de verzoekers beroep ingesteld en verzocht om voorlopige voorzieningen.
De zitting vond plaats op 6 februari 2024, waar de verzoekers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig waren. Tijdens de zitting zijn de verzoeken om voorlopige voorzieningen behandeld, samen met andere aanverwante zaken. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag is gedaan in de aanverwante zaken, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van mr. M.C. Boon als griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.