ECLI:NL:RBDHA:2024:3091

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
21-3438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan procesbelang en bevoegdheid

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarin eiser, zonder procesbelang, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser heeft in persoon beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 25 maart 2021, waarin de bezwaren van derde-partijen tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van dakopbouwen zijn gegrond verklaard. Eiser stelde op te treden namens de ontbonden vennootschap [bedrijfsnaam] B.V., maar de rechtbank oordeelde dat hij daartoe niet gerechtigd was. De vennootschap was op 3 december 2019 ontbonden en had geen procesbelang meer, aangezien zij op dat moment was opgehouden te bestaan.

De rechtbank heeft het procesverloop in detail beschreven, inclusief de verzoeken om informatie en de communicatie tussen partijen. Eiser heeft geen bewijs kunnen leveren dat hij gemachtigd was om namens de vennootschap op te treden. De rechtbank concludeerde dat de omgevingsvergunning niet meer kon worden gebruikt, omdat de vennootschap niet meer bestond. De rechtbank heeft het beroep van eiser dan ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procesbelang had en niet bevoegd was om beroep in te stellen. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.M. Malipaard)
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. M.C. Remeijer-Schmitz).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[derde partij 1],
[derde partij 2],
[derde partij 3] e.a.,
[derde partij 4] e.a.,
te [woonplaats] , derde-partijen

Procesverloop

Op 5 mei 2021 heeft [eiser] beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar van 25 maart 2021 (het bestreden besluit), waarin verweerder de ingediende bezwaren van derde-partijen tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van dakopbouwen bij de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] te Den Haag gegrond heeft verklaard.
Het beroep is behandeld op de zitting van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023. Vervolgens is het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek op 29 maart 2023 (verzonden 5 april 2023) heropend. Ter zitting is namelijk gebleken dat eiser stelt op te treden namens de besloten vennootschap [bedrijfsnaam] B.V. (de vennootschap), terwijl niet gebleken is dat eiser daartoe gerechtigd of gemachtigd is. De rechtbank heeft eiser verzocht om een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt dat hij bevoegd is om beroep in te stellen namens de vennootschap, dan wel een schriftelijke machtiging toe te sturen waaruit blijkt op welke zaak deze betrekking heeft en dat de machtiging zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen.
Eisers gemachtigde heeft op 14 april 2023 een uittreksel uit het Handelsregister ingezonden.
Desverzocht door de rechtbank heeft eisers gemachtigde op 7 juni 2023 nadere informatie ingezonden.
Op 25 juli 2023 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij een (nadere) zitting achterwege wil laten.
Verweerder heeft op 31 juli 2023 een brief ingezonden.
De rechtbank heeft eisers gemachtigde per brief van 11 september 2023 nadere vragen gesteld, die op 2 oktober 2023 door eisers gemachtigde schriftelijk zijn beantwoord. Als bijlage bij de brief van 2 oktober 2023 heeft eisers gemachtigde de aanvraag voor de omgevingsvergunning ingezonden.
De rechtbank heeft partijen op 7 februari 2024 schriftelijk meegedeeld dat de behandeling van de zaak door een andere rechter wordt voortgezet. Voorts heeft de rechtbank partijen erop gewezen dat zij op 25 juli 2023 de heeft aangekondigd dat zij de (nadere) zitting achterwege wilde laten en dat zij alle partijen in de gelegenheid heeft gesteld om binnen 4 weken te laten weten of zij alsnog op een zitting willen worden gehoord. Naar aanleiding van de brief van 25 juli 2023 heeft geen van de partijen laten weten alsnog op een zitting te willen gehoord.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De vennootschap heeft op 18 mei 2019 een aanvraag ingediend voor het vergroten van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] door het maken van een dubbele dakopbouw.
2. Verweerder heeft de gevraagde omgevingsvergunning op 4 november 2019 aan de vennootschap verleend.
3. Derde-partijen hebben daartegen bezwaar gemaakt.
4.1
De vennootschap is op 3 december 2019 ontbonden. De vennootschap is uitgeschreven uit het handelsregister per 23 december 2019. Geregistreerd is dat de ontbonden rechtspersoon is opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 3 december 2019.
4.2
In antwoord op schriftelijke vragen van de rechtbank heeft eisers gemachtigde laten weten dat de verleende omgevingsvergunning niet is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. Evenmin is de rechtbank gebleken dat van zodanige overdracht een melding zou zijn gedaan bij het bevoegd gezag. Van vereffening van de baten der vennootschap is geen sprake, nu er blijkens de inschrijving in het handelsregister op het moment van ontbinding per 3 december 2019 geen bekende baten meer zijn.
5. Verweerder heeft in het bestreden besluit van 25 maart 2021 de bezwaarschriften gegrond verklaard. Het bestreden besluit is gericht aan de vennootschap, t.a.v. [eiser] .
6. Eiser [eiser] heeft in persoon beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en daarbij vermeld dat hij als vergunninghouder de belangen van de twee eigenaren van de woningen aan de [adres 1] en [adres 2] behartigt.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft en licht dat hierna als volgt toe.
7.1
Eiser stelt dat hij als vergunninghouder de belangen van de eigenaren van de panden behartigt. Eiser is echter geen vergunninghouder. De vergunning is verleend aan de vennootschap. Eiser is niet door de (ontbonden) vennootschap gemachtigd en heeft op persoonlijke titel beroep ingesteld.
7.2
Evenmin is gebleken dat eiser gerechtigd zou zijn om als voormalig bestuurder namens de (ontbonden) vennootschap beroep in te stellen. Er is geen sprake van een situatie waarin eiser na de ontbinding van de vennootschap, met het oog op de vereffening, nog namens de vennootschap kan optreden, nu immers van vereffening niet is gebleken.
7.3
Daarbij komt dat de vennootschap sinds 3 december 2019 geen gebruik meer kan maken van de omgevingsvergunning omdat zij op die datum is opgehouden te bestaan. Het project waarvoor de vergunning is verleend, kan dus ook niet meer op basis van deze vergunning worden gerealiseerd.
7.4
Dat eiser zou optreden namens de eigenaren van de panden en dat deze eigenaren eiser zouden hebben gemachtigd om hen in deze beroepszaak in rechte te vertegenwoordigen, maakt het vorenstaande niet anders.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep niet-ontvankelijk is.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep.

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.