ECLI:NL:RBDHA:2024:3110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
10 maart 2024
Zaaknummer
23/1401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek wegens onvoldoende bewijs van identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 23 december 2021, en het bezwaar dat eiseres indiende, werd op 11 januari 2023 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 21 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

Eiseres, die meer dan 20 jaar in Nederland verblijft en een gezin heeft met vier kinderen met de Nederlandse nationaliteit, heeft haar naturalisatieaanvraag ingediend op 10 december 2020. De aanvraag werd afgewezen omdat er twijfels bestonden over haar identiteit en nationaliteit, en omdat zij geen paspoort kon overleggen. Eiseres heeft in bezwaar aanvullende bewijsstukken ingediend, waaronder verklaringen van familieleden en documenten van de Sierra Leoonse autoriteiten, maar deze werden door de staatssecretaris niet als voldoende beschouwd.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd van haar identiteit en nationaliteit. De taalanalyses die zijn uitgevoerd, hebben geen eenduidige conclusie opgeleverd over haar herkomst. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij al het redelijke heeft gedaan om een paspoort te verkrijgen, en de rechtbank oordeelt dat de documentseis niet onredelijk is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1401

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. D.M. Snaathorst),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder;

(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieaanvraag.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 23 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 januari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres verblijft meer dan 20 jaar in Nederland. Zij heeft in Nederland een gezin gesticht dat bestaat uit vier kinderen die de Nederlandse nationaliteit hebben.
3. Eiseres stelt te zijn geboren in Sierra Leone. Sinds haar jeugd spreekt eiseres de Susu-taal als haar moedertaal. Deze taal is de hoofdtaal van Guinee. In Sierra Leone wordt deze taal door een minderheid gesproken. Eiseres heeft geen actieve beheersing van het Krio, de hoofdtaal van Sierra Leone, noch van het Temne, de omgangstaal van de noordelijke grensstreek waar zij naar eigen zeggen is opgegroeid.
4. Eiseres heeft in 2002 een asielaanvraag ingediend. Zij is in de asielprocedure gehoord. De gesprekken zijn op een geluidsbestand opgenomen.
5. Nadat de asielaanvraag werd afgewezen omdat er twijfels waren over haar identiteit en nationaliteit, heeft eiseres in 2009 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Daarbij zijn bewijsstukken ingebracht omtrent haar identiteit en nationaliteit.
Dit betreft:
(-) verklaringen van de ambassade van Sierra Leone over haar burgerschap,
(-) het ouderschap en burgerschap van haar biologische moeder,
(-) een geboorteakte van eiseres,
(-) de verklaring van de Sierra Leoonse “National Registration Secretariat” dat aan eiseres geen identiteitskaart kan worden verstrekt en
(-) de verklaring van de Sierra Leoonse immigratiedienst dat geen paspoort aan eiseres kan worden verstrekt.
6. Naar aanleiding van de asielaanvraag uit 2009 heeft de staatssecretaris een taalonderzoek laten instellen. Daarin is door een analist van taalanalysebureau Sprakab vastgesteld dat eiseres de Susu-taal spreekt en dat zij op grond van haar taalbeheersing eenduidig kan worden herleid tot de spraakgemeenschap binnen Guinee. Bureau Land en Taal, de voorganger van het huidige Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (“TOELT”), is in 2010 op dat analyserapport ingegaan en heeft geconcludeerd, dat op grond van de kennis van het Susu geen eenduidige conclusie kan worden getrokken over de herkomst van eiseres.
7. Aan eiseres is uiteindelijk geen asielvergunning verleend. Wel heeft zij in 2012 een verblijfsvergunning verkregen.
8. Op 10 december 2020 heeft eiseres de naturalisatieaanvraag gedaan. De aanvraag is aangevuld met een beroep op bewijsnood over haar identiteit en nationaliteit. Daartoe zijn bewijsstukken overgelegd, te weten:
(-) een verklaring uit 2021 van het ziekenhuis over haar geboorte,
(-) een nieuwe geboorteakte uit 2021,
(-) beëdigde verklaringen van haar tante en nicht uit 2019 en
(-) vliegtickets.
9. De naturalisatieaanvraag is door verweerder afgewezen, omdat op grond van de taalanalyse wordt getwijfeld aan de identiteit van eiseres, zij haar nationaliteit niet met een paspoort kan aantonen en geen bewijsnood is aangetoond.
10. In bezwaar heeft eiseres nadere stukken ingebracht om haar identiteit en nationaliteit nader te bewijzen en het beroep op bewijsnood verder te onderbouwen. Het betreft:
(-) een stempas van haar tante,
(-) identiteitsdocumenten van haar neef,
(-) Whatsapp-gesprekken met haar neef,
(-) een ingevuld Sierra Leoons paspoortaanvraagformulier uit 2021,
(-) vliegtickets uit 2022,
(-) foto’s van een bezoek aan Sierra Leone in 2019 en
(-) correspondentie met de Guinese ambassade.
11. Verweerder heeft de taalanalyse uit 2009 in bezwaar opnieuw laten beoordelen. Daartoe heeft TOELT in 2022 een nadere analyse uitgevoerd op basis van een geluidsopname van de verhoren van eiseres in de asielprocedure. TOELT heeft geconcludeerd, dat eiseres’ beheersing van het Susu geen eenduidige conclusie mogelijk maakt. Op grond van het ontbreken van een actieve beheersing van het Krio en het Temne kan volgens TOELT wel eenduidig worden opgemaakt, dat eiseres niet tot Sierra Leone is te herleiden en wel kan worden herleid tot Guinee.
12. Eiseres heeft in bezwaar geen contra-expertise laten verrichten; omdat geen onafhankelijke, deskundige linguïsten beschikbaar zouden zijn.
13. Verweerder heeft het bezwaar ongegrond verklaard en daaraan ten grondslag gelegd, dat de nationaliteit en identiteit van eiseres met de verstrekte documenten niet voldoende zijn komen vast te staan, terwijl uit de taalkundige analyses is gebleken dat aan deze documenten niet de door eiseres gewenste waarde kan worden gehecht.
14. Hangende het beroep heeft eiseres alsnog een contra-expertiserapport in het geding gebracht, opgemaakt door twee linguïsten met deskundigheid in de talen die in het relevante gebied in Sierra Leone worden gesproken. Tevens is een uitgewerkte transcriptie ingebracht van de gesprekken die in de asielprocedure met eiseres zijn gevoerd.
Wat stelt eiseres in beroep?
15. Volgens eiseres strijdt de totstandkoming van het bestreden besluit met elementaire beginselen. Verweerder heeft zich gebaseerd op taalkundige onderzoeken. Eiseres had in bezwaar geen redelijke kans zich tegen de belastende onderzoeken te verdedigen; gezien de bijzondere aard van het taalkundige vraagstuk, is het uiterst moeilijk een contra-expert te vinden. Tegenwerping van deze onderzoeken is dan ook in strijd met fair play, equality of arms en artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (“EVRM”).
16. De toepasselijke wettelijke regels zijn verkeerd toegepast. Verweerder miskent dat een taalanalyse alleen kan dienen om de herkomst te achterhalen. Herkomst is niet relevant voor een naturalisatieverzoek. Twijfel op basis van een taalanalyse kan de afwijzing van een naturalisatieaanvraag niet dragen.
17. Er is voldaan aan alle eisen die de RWN en het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (“BVVN”) aan naturalisatie verbinden. De eis in het beleid uit de Handleiding RWN 2003 (“HRWN”), dat de identiteit en nationaliteit moeten worden aangetoond met een paspoort en een gelegaliseerde geboorteakte, volgt niet uit de Rijkswet op het Nederlanderschap (“RWN”). Eiseres heeft haar nationaliteit al eerder aangetoond met een nationaliteitsverklaring, wat door de rechtbank bij een uitspraak van 17 februari 2011 is vastgesteld. Verweerder heeft het gezag van gewijsde van deze rechterlijke vaststelling miskend. Verder heeft eiseres consistent verklaard over haar identiteit, nationaliteit, jeugd, familiegeschiedenis en de situatie in haar geboorteland.
18. Het bestreden besluit is onzorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd.
De door eiseres aangeleverde bewijsstukken zijn ten onrechte terzijde gelegd. Verweerder heeft miskend dat eiseres in de asielprocedure specifieke en relevante feiten heeft benoemd. Verweerder heeft de geschiktheid en noodzaak van een contra-expertise ook niet goed onderbouwd. Verder zijn de taalanalyses van 2009 en 2022 onbetrouwbaar. Er is een onjuiste uitleg gegeven aan de antwoorden van eiseres. De tolk die eiseres in 2002 ondervroeg was niet deskundig, evenals de taalanalisten die hebben gerapporteerd en de linguïsten die op de analyses hebben toegezien. De taalanalyses voldoen niet aan eisen van zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie. Door zich daarop te baseren heeft verweerder niet voldaan aan zijn vergewisplicht.
19. Verweerder stelt onevenredig hoge eisen aan het bewijs van de nationaliteit en identiteit van eiseres. Gelet op artikel 3:4 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (“Awb”) en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, had verweerder moeten afwijken van de HRWN, mede gezien paragraaf 3.5.1 en 3.5.6 van deze beleidsregels. Eiseres heeft alle gegevens verstrekt waarover zij redelijkerwijs kan beschikken en verkeert ten aanzien van het paspoort in bewijsnood. Zij heeft consistent verklaard en daarbij concrete en relevante informatie verstrekt. Er is geen verwarring over haar identiteit. In het licht van deze omstandigheden is het vereisen van een paspoort niet evenredig.
20. Verweerder handelt bovendien in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Personen die op basis van onjuiste gegevens in de Basisregistratie Personen zijn ingeschreven of op grond van onjuiste gegevens zijn genaturaliseerd, krijgen dat na 12 jaar niet meer tegengeworpen. Dat contrasteert onredelijk met de behandeling van eiseres. Daar komt bij, dat verweerder de vrijstelling van de documentseis voor de groep die valt onder de Ranov-regeling [1] , analoog op haar geval had moeten toepassen.
21. Eiseres heeft zwaarwegende belangen bij naturalisatie, die moeten prevaleren boven het belang bij strike toepassing van het beleid. Naturalisatie bevordert een normaal gezinsleven, dat wordt belemmerd door het uitblijven van eenheid van nationaliteit. De feitelijke statenloosheid zorgt voor bestaansonzekerheid en vormt een zware mentale last.
22. Het bestreden besluit is strijdig met de rechtszekerheid; eiseres heeft al het redelijke gedaan om haar nationaliteit en identiteit aan te tonen, maar krijgt tegengeworpen dat ze niet heeft voldaan aan onduidelijke criteria, zoals “juiste autoriteiten”, “werkelijke gegevens” en “juiste documenten.”
23. Verweerder handelt vooringenomen en ontneemt eiseres een redelijke mogelijkheid op naturalisatie, in strijd met artikel 15 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (“UVRM”) en artikel 6 lid 3 van het Europees Verdrag inzake Nationaliteit (“EVN”). Verder handelt verweerder in strijd met artikel 8 van het EVRM.
Wat vindt de rechtbank?
24. Bij de beoordeling van het bestreden besluit geldt het volgende toetsingskader.
Het Nederlanderschap wordt verleend op grond van de RWN. [2] In het BVVN zijn nadere regels gesteld ter uitvoering van die wet. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek moet de verzoeker gegevens verstrekken met betrekking tot diens geslachtsnaam en voornamen, geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland, en nationaliteit. [3] Van verzoeker kan worden verlangd dat hij de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. [4] Bij de toepassing van deze regels ter beoordeling van naturalisatieaanvragen, hanteert verweerder het beleid uit het HRWN. Op grond van het beleid is de houder van een reguliere verblijfsvergunning naar de hoofdregel verplicht, om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte en met een geldig buitenlands paspoort. [5] De redelijke doelstelling van dit beleid, is dat een verzoeker het bewijs van zijn oorspronkelijke nationaliteit verschaft, zodat verweerder die kan vaststellen. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood, dan wel van onevenredigheid in het individuele geval. Voor bewijsnood is vereist, dat met bewijsstukken wordt aangetoond dat al het redelijkerwijs mogelijke is gedaan om in het bezit te komen van een paspoort. [6] Daarbij geldt een actualiteitseis, die inhoudt dat bewijsstukken niet ouder zijn dan zes maanden. [7]
25. Eiseres heeft gelegaliseerde geboorteakten overgelegd, maar geen paspoort. Haar naturalisatieaanvraag voldoet in beginsel dus niet aan een voorwaarde voor toewijzing. Daarmee rijst de vraag of sprake is van bewijsnood, dan wel of het vergen van een paspoort onevenredig is.
26. Verweerder hoefde met de verklaringen uit 2005, 2007, 2009 en 2011 geen rekening te houden, gezien de actualiteitseis. Dat geldt dus ook voor de verklaringen van de Sierra Leoonse autoriteiten, dat eiseres geen identiteitskaart en geen paspoort kan krijgen. Niet is gebleken dat de actualiteitseis in het geval van eiseres onredelijk of onevenredig is. De overige documenten die ter staving van bewijsnood zijn verstrekt, kunnen niet tot het oordeel leiden dat eiseres al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om een paspoort te verkrijgen. De correspondentie met de Guinese en Sierra Leoonse autoriteiten kan niet als intensief worden beschouwd en is beperkt tot een paar momenten. Uit de gegevens over het bezoek aan Sierra Leone, blijkt dat eiseres daar slechts kortstondig is geweest. Ook het (niet-ondertekende) paspoortaanvraagformulier is van te weinig gewicht. Evenmin blijkt dat de paspoortaanvraag op regelmatige wijze is ingediend bij een bevoegde instelling; dat is ook niet op te maken uit de verklaring van eiseres over de wijze van en omstandigheden rondom de indiening. [8] Niet is gebleken dat eiseres de bevoegde instanties intensief heeft aangezocht. Dat inspanningen om een paspoort te verkrijgen kansloos zouden zijn, is niet aangetoond. Verweerder heeft dus op goede gronden geen bewijsnood aanwezig geacht.
27. Uit de door eiseres afgelegde verklaringen en verstrekte bewijsstukken hoefde verweerder niet op te maken dat haar identiteit en nationaliteit al voldoende waren aangetoond. De contra-expertise wekt weliswaar gerede twijfels over de betrouwbaarheid van de taalanalyses die door verweerder in het bestreden besluit zijn aangehaald, maar toont niet aan dat eiseres daadwerkelijk uit Sierra Leone komt. Verweerder heeft verder terecht gewezen op de geringe actualiteit van aangeleverde bewijsstukken. Verder is op goede gronden geconstateerd dat het uitblijven van een adequate reactie van buitenlandse autoriteiten onvoldoende is, terwijl ook overigens niet is aangetoond dat eiseres al het redelijke heeft gedaan om aan een paspoort te komen. Aan de rechterlijke uitspraak van 17 februari 2011, waarin de rechter als onbestreden heeft aangenomen dat eiseres de Sierra Leoonse nationaliteit bezit, hoefde verweerder geen bewijswaarde toe te kennen; die procedure had geen betrekking op naturalisatie en het is niet duidelijk of daar een grondige inhoudelijke beoordeling aan ten grondslag heeft gelegen. In die uitspraak ligt niet besloten, dat de daarin opgenomen vermelding van haar nationaliteit een gezag van gewijsde heeft waar het bestreden besluit tegen indruist. Verweerder hoefde dus ook geen aanleiding te zien om met toepassing van artikel 3:4 of 4:84 Awb van het beleid af te wijken en heeft voldoende gemotiveerd waarom is vastgehouden aan de documentseis.
28. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij door het gemis van het Nederlanderschap wordt belemmerd. Desondanks is haar situatie niet zo bijzonder of dermate schrijnend, dat verweerder het belang bij een strike toepassing van de voorwaarden voor toetsing van de nationaliteit en identiteit daarvoor had moeten laten wijken.
29. Er is ook geen aanleiding om een onrechtmatige inbreuk op het familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan te nemen. Eiseres kan in Nederland met haar gezin verblijven op grond van haar verblijfsvergunning. Dat geheel geen uitzicht bestaat op de verkrijging van het Nederlanderschap, heeft zij niet kunnen aantonen. Evenmin is gebleken van een schending van de – niet direct in de Nederlandse rechtsorde doorwerkende bepalingen – uit de UVRM.
30. Ook doet zich geen schending voor van artikel 6 lid 3 van het EVN. Het is voorbarig om eiseres als stateloos aan te merken. Er is niet gebleken dat naturalisatie kansloos is. Het bestreden besluit strekt ook niet tot het ontnemen van haar nationaliteit. Verweerder heeft geen blijk gegeven van vooringenomenheid.
31. Het bestreden besluit doet geen afbreuk aan de rechtszekerheid. De documentseis is duidelijk. Ook is een duidelijke uitzondering in het beleid gecreëerd in het geval van bewijsnood. Of zich bewijsnood voordoet hangt af van de omstandigheden van het geval. Verweerder heeft geen onduidelijke criteria geformuleerd, maar slechts geconstateerd dat de door eiseres aangeleverde documenten om verschillende redenen niet voldoende zijn en aangegeven wat er aan de bewijslevering schort.
32. De vergelijking met inschrijvingen in de Basisregistratie Personen gaat niet op. Die inschrijvingen zijn niet vergelijkbaar met naturalisatie. De voorwaarden die daarvoor gelden zijn wezenlijk verschillend, evenals de inhoudelijke beoordeling.
33. Verweerder hoefde geen rekening te houden met het vrijstellingenbeleid dat sinds 1 november 2021 geldt voor Ranov-vergunninghouders. Dit betreft een groep die voorafgaand aan 1 april 2001 onder de oude Vreemdelingenwet een asielaanvraag heeft ingediend. Een daarmee gelijkstaand of vergelijkbaar geval doet zich niet voor. [9] De staatssecretaris heeft ook uitdrukkelijk toegelicht, dat de vrijstelling uitsluitend is bedoeld voor Ranov-vergunninghouders, met de expliciete toevoeging dat voor andere groepen de bestaande voorwaarden gehandhaafd blijven. [10] Een Ranov-vergunning en een verblijfsvergunning regulier, zijn ook niet met elkaar gelijk zijn te stellen. Het gelijkheidsbeginsel dwingt dus niet tot afwijking van de HRWN met toepassing van de vrijstelling voor de Ranov-doelgroep.
34. Het oordeel van verweerder dat de nationaliteit en identiteit van eiseres met de verstrekte documenten niet voldoende zijn komen vast te staan, is zorgvuldig tot stand gekomen en goed gemotiveerd. Omdat dit oordeel het bestreden besluit kan dragen, kunnen de zorgvuldigheid en betrouwbaarheid van de taalkundige analyses buiten beschouwing blijven, evenals de vraag welke betekenis verweerder aan deze analyses heeft mogen toekennen en of van eiseres een contra-expertise mocht worden gevergd. Het standpunt over de betekenis van de herkomst in de vaststelling van de identiteit en nationaliteit, is volledig verweven met de discussie over de taalanalyse, zodat dit evenmin om verdere behandeling vraagt.

Conclusie en gevolgen

35. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet.
2.Artikel 7, met inachtneming van Hoofdstuk 4.
3.Artikel 31, eerste lid, aanhef en onder a, b, en e van het BVVN.
4.Artikel 31, vijfde lid van het BVVN.
5.HRWN, paragraaf 3.5.5.
6.Afdeling Bestuursrechtspraak, 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2474.
7.HRWN, paragraaf 3.5.5.
8.Bijlage 1, vierde aanvullend bezwaarschrift.
9.Zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 13 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2065.
10.Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2757.