ECLI:NL:RBDHA:2024:3115
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegronde vrees voor bestaansmarginalisering en gebrek aan medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, die niet op de zitting aanwezig was, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 22 december 2023 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de gemachtigde van de verweerder aanwezig was.
Eiser voerde aan dat hij vreesde voor bestaansmarginalisering in zijn land van herkomst, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen asielrelevante grond is. Daarnaast stelde eiser dat hij medische behandeling nodig had, maar deze claim was niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser medisch behandeld moest worden of op dat moment behandeld werd. Daarom was de staatssecretaris terecht niet overgegaan tot toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris terecht was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S. Constant, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.