ECLI:NL:RBDHA:2024:3115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
NL23.40438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens kennelijk ongegronde vrees voor bestaansmarginalisering en gebrek aan medische onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, die niet op de zitting aanwezig was, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn asielaanvraag op 22 december 2023 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de gemachtigde van de verweerder aanwezig was.

Eiser voerde aan dat hij vreesde voor bestaansmarginalisering in zijn land van herkomst, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen asielrelevante grond is. Daarnaast stelde eiser dat hij medische behandeling nodig had, maar deze claim was niet onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat eiser medisch behandeld moest worden of op dat moment behandeld werd. Daarom was de staatssecretaris terecht niet overgegaan tot toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris terecht was. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S. Constant, en is geanonimiseerd gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40438
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 22 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is, na mondelinge afmelding direct voorafgaand aan de zitting, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor bestaansmarginalisering in het land van herkomst. Die is echter geen asielrelevante grond.
2. Verder stelt eiser dat hij medische behandeling nodig heeft, maar deze stelling heeft hij niet onderbouwd. Nergens blijkt uit dat hij medisch moet worden behandeld of op dit moment wordt behandeld. Verweerder heeft daarom terecht geen toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000.
3. Eisers aanvraag is door verweerder terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.