ECLI:NL:RBDHA:2024:3119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3962
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Tunesische nationaliteit, had op 20 december 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid weigerde deze in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat er tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvang in Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat eiser zelf opvang heeft aangeboden gekregen in Duitsland, maar daar geen gebruik van heeft gemaakt.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat er sprake is van discriminatie in Duitsland en dat hij in detentie heeft verbleven onder erbarmelijke omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn onderbouwd en dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.3962

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 2 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiser stelt de Tunesische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1996. Op 20 december 2023 heeft hij in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac blijkt dat eiser eerder een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend in Italië op 4 januari 2022, in Duitsland op 22 juli 2022, in Nederland op 20 februari 2023 en weer in Duitsland op 19 juni 2023. Nederland heeft de autoriteiten van Duitsland op 5 januari 2024 daarom verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening. Op 11 januari 2024 zijn de autoriteiten van Duitsland daarmee akkoord gegaan.

Toetsingskader

5. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Kan ten aanzien van Duitsland worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
Tekortkomingen asiel en opvang
6. Eiser betoogt dat in Duitsland sprake is van aan de asielprocedure en opvangvoorzieningen gerelateerde tekortkomingen. De weerlegging van de eerder door eiser aangehaalde bronnen in de zienswijze is onvoldoende. Gelet op deze informatie had de staatssecretaris nader onderzoek moeten verrichten naar de huidige situatie in Duitsland. Het gaat om de volgende stukken:
- artikel van Duitsland Instituut van 30 januari 2023 ‘Duitse regio’s vrezen problemen bij asielopvang’;
- het AIDA-rapport van Duitsland van 6 april 2023 (o.a. pagina 13 t/m 18); en
- artikel van Deutsche Welle (DW) van 5 mei 2023 ’Germans want tougher EU asylum procedures’.
6.1.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is daarom aan eiser om het vermoeden dat Duitsland aan zijn internationale verplichtingen voldoet aan de hand van objectieve aanknopingspunten te weerleggen. Als blijkt dat sprake is van structurele tekortkomingen dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest te vallen.
6.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft de aangehaalde stukken meegenomen in het bestreden besluit. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten opzichte van Duitsland niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat uit de overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat er problemen zijn (geweest) met de capaciteit van de opvang in Duitsland, maar dat daaruit niet blijkt dat die problemen dermate structureel en ernstig zijn dat sprake is van een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie waar eiser, buiten zijn wil en persoonlijke keuzes om, in terecht zal komen. De staatssecretaris merkt daarbij terecht op dat eiser tijdens het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij bovendien zelf wel opvang aangeboden heeft gekregen, maar dat hij daar geen gebruik van heeft gemaakt.
Discriminatie
7. Eiser betoogt verder dat de staatssecretaris ten aanzien van Duitsland niet langer mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omdat in Duitsland sprake is van discriminatie. Gelet op de ontwikkelingen in Duitsland is sprake van strijd met artikel 21 van het EU Handvest. In de zienswijze heeft eiser al gewezen op een aantal stukken. [2] Daarop is onvoldoende gereageerd, aldus eiser. In beroep verwijst eiser ter onderbouwing nog naar de volgende stukken:
- artikel van Marokko Nieuws van 8 november 2023 ‘Studie: meer dan 40 procent van de moslimmannen in Duitsland ervaart racisme’;
- artikel van Trouw van 25 oktober 2023 ‘Rapport: Racisme neemt toe in Europa, vooral in Duitsland en Oostenrijk’; en
- verslag over de grondrechten 2023 van de European Union Agency for Fundamental Rights, FRA van 8 juni 2023 (o.a. onder 4, pagina 10 e.v.).
Ter zitting wijst de gemachtigde van eiser nog op een recente demonstratie die op 21 januari 2024 in Duitsland heeft plaatsgevonden. Er worden steeds demonstraties gehouden. Dat wijst er volgens eiser op dat het ook voor hem onmogelijk is om bescherming in te roepen.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming en dat bij voorkomende problemen eiser de autoriteiten van Duitsland kan benaderen. Niet is gebleken dat de autoriteiten van Duitsland eiser niet kunnen of willen helpen. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat eiser met de aangehaalde rapporten niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Duitsland een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het EU Handvest.
Persoonlijke ervaringen
8. Eiser betoogt dat hij in Duitsland in detentie heeft verbleven waarbij sprake was van erbarmelijke en inhumane omstandigheden. Deze detentie is onrechtmatig en in strijd met de internationale afspraken geweest. Eiser had geen mogelijkheid om te klagen bij de Duitse autoriteiten. Op deze persoonlijke omstandigheden is in het besluit niet ingegaan.
8.1.
Eiser heeft deze grond voor het eerst in beroep aangevoerd. De gemachtigde van de staatssecretaris stelt zich ter zitting terecht op het standpunt dat er geen indicatie is dat de detentie van eiser vanwege diefstal onrechtmatig of in strijd met de internationale verplichtingen zou zijn geweest. Eiser onderbouwt zijn stelling dat er sprake was van erbarmelijke en inhumane omstandigheden verder ook niet. De beroepsgrond slaagt niet.
Vrees voor indirect refoulement
9. Eiser betoogt dat de eventuele overdracht aan de Duitse autoriteiten een indirect refoulement zal opleveren, aangezien de asielprocedure in Duitsland eiser niet de waarborgen kan bieden en derhalve de reële mogelijkheid bestaat dat eiser direct na terugname door de Duitse autoriteiten zal worden uitgezet naar zijn land van herkomst.
9.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de autoriteiten van Duitsland met het claimakkoord hebben gegarandeerd eisers verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. Eiser heeft niet onderbouwd dat dit niet het geval is. De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat, mocht eiser van mening zijn dat Duitsland zich niet houdt aan de Europese richtlijnen, hij zijn klachten kan indienen bij de autoriteiten van Duitsland. Niet is gebleken dat voor eiser deze mogelijkheid niet bestaat.
Heeft de staatssecretaris in redelijkheid geen toepassing hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
10. Eiser betoogt dat de er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn waardoor de staatssecretaris zijn asielverzoek in behandeling zou moeten nemen.
10.1.
Een lidstaat kan besluiten een bij hem ingediende asielaanvraag van een onderdaan van een derde land te behandelen, ook al is hij daartoe niet verplicht. De staatssecretaris maakt hier terughoudend gebruik van. Hij gebruikt deze bevoegdheid in ieder geval indien bijzondere, individuele omstandigheden maken dat overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
10.2.
Deze beroepsgrond van eiser is een herhaling van wat hij eerder in de procedure naar voren hebben gebracht. De staatssecretaris is hierop in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan. Omdat eiser in beroep enkel herhaalt wat hij ook al eerder naar voren heeft gebracht, zonder aan te geven of en op welke punten de reactie van de staatssecretaris hierop tekortschiet, slaagt het betoog van eiser alleen al daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. Voors, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rapport van Amnesty International van 27 maart 2023 ‘Amnesty International Report 2022/23: The state of the world’s human rights' en Human Rights Watch World Report 2023 Germany ‘Right-wing extremism, antisemitism, and racism appeared to be on the rise.’