Op 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de tijdelijke bescherming van derdelanders uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder besloten dat de tijdelijke bescherming van de verzoekers zou eindigen op 4 september 2023, maar deze besluiten werden ingetrokken. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris, die hen meedeelde dat zij vanaf 5 maart 2024 niet langer rechtmatig in Nederland verblijven en de Europese Unie binnen vier weken na deze datum moeten verlaten.
De voorzieningenrechter heeft de verzoekers gevraagd om het spoedeisend belang van hun verzoek om voorlopige voorziening toe te lichten. De rechter heeft vastgesteld dat de eerdere beroepen van verzoekers zich ook richten tegen de latere besluiten van de staatssecretaris. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeken kennelijk gegrond zijn en heeft zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft besloten dat de vreemdelingen behandeld dienen te worden als vreemdelingen die onder de werking van Richtlijn 2011/55/EG vallen, in ieder geval tot vier weken nadat op de beroepen is beslist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.