ECLI:NL:RBDHA:2024:3323
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tijdelijke bescherming Oekraïne
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M.M. Polman, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van de eiser zou eindigen na 4 maart 2024. De eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen zou kunnen behouden tijdens de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het eindigen van de tijdelijke bescherming zou betekenen dat de eiser na 4 maart 2024 geen aanspraak meer kon maken op de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter weegt het belang van de eiser om de voorzieningen te behouden zwaarder dan het belang van de verweerder om deze onmiddellijk te beëindigen. Daarom werd het verzoek gegrond verklaard.
In de beslissing schorste de voorzieningenrechter het bestreden besluit totdat er uitspraak is gedaan op het beroep en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 875. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.