ECLI:NL:RBDHA:2024:3360
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met niet-ontvankelijkheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat hij niet in aanmerking kwam voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit primaire besluit werd op 11 augustus 2023 genomen. Na het indienen van bezwaar, heeft de staatssecretaris op 20 december 2023 het bezwaar ongegrond verklaard, waarna verzoeker de voorzieningenrechter heeft verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de overwegingen werd allereerst het verzoek van verzoeker om vrijstelling van griffierecht behandeld, wat werd toegewezen. Vervolgens werd vastgesteld dat er geen bezwaar meer aanhangig was, aangezien de staatssecretaris al op het bezwaar had beslist en de termijn voor het instellen van beroep tegen het besluit op bezwaar inmiddels was verstreken. Hierdoor was er geen grond voor het verzoek om een voorlopige voorziening, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek niet-ontvankelijk was.
De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen dat het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.