In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiseres, een Ghanese vrouw, had haar aanvraag ingediend op basis van familieleven met haar dochter in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, waarbij hij stelde dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van eiseres. Eiseres voerde aan dat de belangen van haar twee minderjarige kinderen onvoldoende waren betrokken in de afweging van verweerder. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging heeft betrokken, en dat de belangen van de kinderen niet voldoende zijn gewogen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de kinderen beter in acht moeten worden genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de uitspraak in het beroep is gedaan. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van eiseres.