ECLI:NL:RBDHA:2024:3418
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Syrische verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 februari 2024 niet-ontvankelijk verklaard, op basis van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 8 maart 2024, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak, die ook betrekking heeft op een andere zaak (NL24.5194), geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak is gedaan op het beroep in de andere zaak. Hierdoor is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.