ECLI:NL:RBDHA:2024:3445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beroep tegen weigering IVA-uitkering met betrekking tot duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een IVA-uitkering toe te kennen, beoordeeld. Eiseres, die lijdt aan fibromyalgie en het ASIA-syndroom, had eerder een WGA-uitkering ontvangen, maar haar aanvraag voor een IVA-uitkering werd afgewezen op basis van de veronderstelling dat haar beperkingen niet duurzaam waren. De rechtbank oordeelt dat de motivering van de verzekeringsarts onvoldoende is, omdat deze niet voldoet aan de vereisten die zijn gesteld door de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende medische onderbouwing is voor de inschatting dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen, hetzij door een nieuwe beslissing te nemen, hetzij door deugdelijk te motiveren waarom geen IVA-uitkering wordt toegekend. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/619

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om haar in aanmerking te laten komen voor een IVA-uitkering [1] .
Verweerder heeft in het besluit van 5 mei 2022 aan eiseres met ingang van
31 maart 2022 op grond van de Wet WIA [2] een loongerelateerde WGA-uitkering [3] toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In het bestreden besluit van 6 december 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard omdat geen sprake zou zijn van duurzame arbeidsbeperkingen.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, waarbij een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 23 februari 2023 is overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 19 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar dochter, haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Relevante feiten
1.1
Eiseres werkte als verkoopmedewerkster voor gemiddeld 15,40 uur per week bij [bedrijfsnaam] B.V. Op 23 maart 2020 meldde zij zich ziek met lichamelijke en psychische klachten. Bij eiseres is de diagnose fibromyalgie en ASIA syndroom gesteld. Zij diende op 20 januari 2022 een aanvraag voor een WIA-uitkering in.
1.2
Na de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen en de arbeidskundige beoordeling van de arbeidsdeskundige, heeft verweerder de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
2 De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft geweigerd om eiseres in aanmerking te brengen voor een IVA-uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Zij stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid.
Standpunten van partijen
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de beperkingen van eiseres niet duurzaam zijn. Door adequate behandeling is verbetering in de belastbaarheid van eiseres nog niet uitgesloten. Als de behandeling is afgesloten is er reden om de beperkingen die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) staan vermeld, te herzien. Verweerder verwijst in dit verband naar het standpunt van de verzekeringsarts b&b. Dit standpunt komt erop neer dat de door eiseres ervaren beperkingen onvoldoende medisch verklaard kunnen worden. Er is daarom geen reden om volledig aan te (blijven) sluiten bij de ervaren klachten, maar om een meer activerend beleid te voeren. Eiseres komt niet in aanmerking voor een IVA-uitkering, omdat zij niet duurzaam arbeidsongeschikt is per 31 maart 2022.
3.2
Eiseres is het daar niet mee eens. Zij vindt dat verweerder niet conform de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [4] heeft gemotiveerd waarom er in haar geval sprake is van een meer dan geringe kans op herstel van functioneren. In bezwaar diende aan de hand van medische informatie van de behandelend sector concreet te worden aangegeven met welke behandeling nog welke verbetering kan plaatsvinden. De verzekeringsarts b&b heeft terecht opgemerkt dat de behandelaars in hun informatie aangeven dat geen verbetering optreedt, maar daaraan had de verzekeringsarts b&b in het kader van de duurzaamheid een andere conclusie moeten verbinden. Het enkele feit dat de behandelaars niet hebben geschreven dat verbetering onmogelijk is, maakt niet dat om die reden geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid.
3.3
Ook kan eiseres het standpunt van de verzekeringsarts b&b erop neerkomend dat het functioneren van eiseres geen rechtstreeks gevolg van ziekte en gebrek zou zijn, niet goed volgen. Eiseres wijst er in dit verband op dat zij volledig arbeidsongeschikt is geacht. Dit kan alleen als er sprake is van het niet kunnen functioneren en/of het ontbreken van (voldoende) belastbaarheid als gevolg van ziekte of gebrek.
3.4
Eiseres wijst verder op vaste rechtspraak [5] waaruit volgt dat wanneer alsnog op deugdelijke wijze, met medisch inhoudelijke argumenten, onderbouwd kan worden dat voor één of meerdere beperkingen nog herstel mogelijk is, de mate van arbeidsongeschiktheid dient te worden beoordeeld aan de hand van een FML waarin uitsluitend de duurzame beperkingen staan vermeld. Dit heeft verweerder in het bestreden besluit ten onrechte niet onderkend.
3.5
Evenmin kan volgens eiseres worden volstaan met het argument dat niet valt te voorspellen welke beperkingen blijvend zijn en welke beperkingen zouden kunnen verbeteren. Ook dan mist de inschatting de vereiste concrete en toereikende onderbouwing en dient een IVA-uitkering te worden toegekend. Eiseres wijst in dit verband ook op vaste rechtspraak. [6]
Geldende maatstaf en beoordelingskader
4.1
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.2
Verweerder hanteert hiervoor een beoordelingskader, genaamd “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” (het beoordelingskader), bedoeld als interne instructie voor verzekeringsartsen bij de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Op grond van dit beoordelingskader worden arbeidsbeperkingen als duurzaam aangemerkt als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering niet of nauwelijks is te verwachten. In het beoordelingskader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment van de beoordeling. Daarbij doorloopt de verzekeringsarts drie stappen.
4.3
De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1). Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht (stap 2). De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden;
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
4.4
Als voor de keuze tussen 2.a en 2.b doorslaggevende argumenten ontbreken gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja, in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht (stap 3).
Vereisten aan beoordeling duurzaamheid
5.1
Uit de rechtspraak van de CRvB van 4 februari 2019 volgt een aantal criteria voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid:
- de verzekeringsarts b&b moet een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van verbetering van functionele mogelijkheden van de verzekerde;
- de inschatting van de kans op herstel dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn;
- indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
5.2
Verder is het naar het oordeel van de CRvB niet onjuist dat bij het maken van de inschatting van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen het beoordelingskader wordt gehanteerd. Uit dit beoordelingskader vloeit volgens de CRvB voort dat indien duurzame arbeidsongeschiktheid wordt aangenomen in het eerste ter beoordeling voorliggende jaar, de ruimte voor de verzekeringsarts beperkt is om in het jaar of de jaren daarna aan te nemen dat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De CRvB vindt dat dit mede aansluit bij het systeem van herbeoordeling van de duurzaamheid, zoals neergelegd in artikel 41 van de Wet WIA.
Medisch onderzoek
6.1
De verzekeringsarts b&b heeft in het rapport van 5 december 2022 de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid beoordeeld. Dit heeft deze arts gedaan aan de hand van dossieronderzoek, de gegevens verkregen bij de hoorzitting van 22 november 2022, het hierna verrichte lichamelijke en psychische onderzoek en de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie van de behandelend sector. Ook heeft de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling van de duurzaamheid de al in het dossier aanwezige medische informatie van de huisarts van 9 december 2021, inclusief diverse specialistenberichten, betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft opgemerkt dat eiseres bekend is met een somatische symptoomstoornis met fibromyalgie en het ASIA-syndroom na lekkage van borstprotheses. Ondanks uitgebreide behandeling houdt eiseres veel klachten, zonder dat hier een medische verklaring voor bestaat. Bij lichamelijk onderzoek zijn er volgens de verzekeringsarts b&b slechts lichte afwijkingen in de vorm van enige spierhypertonie met geringe bewegingsbeperkingen bij normale kracht. Ook zijn er aanwijzingen dat haar klachten medebepaald worden door een gedragscomponent, zonder dat er aanwijzingen zijn voor onderliggende psychopathologie. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat het ASIA-syndroom al jaren bestaat. De borstprotheses zijn operatief verwijderd. De laatste operatie was 8-9 jaar geleden. Met de restklachten heeft eiseres gewerkt. Het is volgens de verzekeringsarts b&b niet plausibel dat deze in 2020 zijn toegenomen. De verzekeringsarts b&b vindt dat de primaire verzekeringsarts terecht per de datum in geding aanzienlijke beperkingen heeft aangenomen, maar deze beperkingen zijn wel tijdelijk. Eiseres was rond de datum in geding nog onder behandeling van de psycholoog, therapeut en pijnpoli. Deze behandelingen zijn gericht op zodanige verbetering dat eiseres alsnog met een multidisciplinaire revalidatietraject in een revalidatiecentrum zou kunnen beginnen. De verzekeringsarts b&b wijst op de inhoud van de brief van de Mensendiecktherapeut van 21 (lees: 1) augustus 2022 waarin naar voren komt dat dit de enige manier is om eiseres verder te helpen. Als alle behandelmogelijkheden benut zijn, is er vanuit verzekeringsgeneeskundig oogpunt aanleiding om de belastbaarheid in de toekomst stapsgewijs naar boven bij te stellen. Het wordt volgens de verzekeringsarts b&b steeds duidelijker dat de ervaren beperkingen onvoldoende medisch verklaard kunnen worden. Er is daarom geen reden volledig aan te (blijven) sluiten bij de ervaren klachten, maar een activerend beleid te voeren.
6.2
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b in het rapport van 23 februari 2023 aan de hand van het stappenplan nader gemotiveerd waarom de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. Hierbij heeft hij (nogmaals) aangegeven dat er per de datum in geding behandelmogelijkheden waren. Er vond behandeling door de psycholoog, therapeut en pijnpoli plaats. De behandeling is gericht op zodanige verbetering dat eiseres alsnog een multidisciplinaire revalidatietraject in een revalidatiecentrum zou kunnen beginnen (stap 1). Indien verbetering niet is uitgesloten wordt bezien in hoeverre die verbetering kan worden verwacht in het eerstkomende jaar. Er is volgens de verzekeringsarts b&b bij eiseres een redelijke kans tot verbetering in het eerste jaar (stap 2). Enerzijds als gevolg van verbetering door therapie. Anderzijds omdat er ongeacht de ervaren klachten aanleiding is de belastbaarheid naar boven bij te stellen als blijkt dat de klachten niet verklaard kunnen worden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Als alsnog gestart wordt met een multidisciplinair revalidatietraject in een revalidatiecentrum bestaat ook na het eerstkomende jaar (stap 3) nog een redelijke kans op relevante verbetering.
7. De rechtbank is van oordeel dat de motivering die is gegeven door de verzekeringsarts b&b en die door verweerder is overgenomen, niet voldoet aan de vereisten die de CRvB heeft geformuleerd voor de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. De rechtbank kan zich op de eerste plaats niet verenigen met het feit dat de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling van de verbetering van de belastbaarheid zijn twijfels over de objectiveerbaarheid van de klachten van eiseres en de mogelijke tijdelijkheid van de beperkingen heeft betrokken. Uitgangspunt bij de beoordeling is immers de volledige arbeidsongeschiktheid die eiseres als gevolg van die klachten per de datum in geding had. Uit het beoordelingskader blijkt ook niet dat dergelijke factoren bij de beoordeling van de duurzaamheid een rol kunnen meespelen. Uit de hiervoor genoemde jurisprudentie van de CRvB volgt dat indien de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, een onderbouwing vereist is die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele betrokkene. De rechtbank vindt de motivering die de verzekeringsarts b&b in dit verband heeft gegeven onvoldoende. Er is geen medische informatie van de behandelaars (psycholoog, therapeut en pijnpoli) beschikbaar die de inschatting van de verzekeringsarts b&b ondersteunt dat behandeling bij deze behandelaars een redelijke kans tot verbetering van de belastbaarheid van eiseres in het eerstkomende jaar geeft. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat voor de klachten die (mogelijk) verband houden met het ASIA-syndroom, weinig therapeutische opties zijn. Dit staat vermeld in de brief van het Amsterdam UMC van 16 december 2020.
Ook is er geen informatie van een specialist beschikbaar waaruit volgt dat een multidisciplinaire revalidatietraject in een revalidatiecentrum na het eerstkomende jaar, nog een redelijke kans op relevante verbetering geeft. Wel bevindt zich in het dossier een brief van de oefentherapeut Mensendieck van 1 augustus 2021 waaruit kan worden afgeleid dat een multidisciplinaire behandeling eiseres verder kan helpen, maar het mogelijke resultaat van een dergelijke behandeling wordt hierin niet inzichtelijk gemaakt. Daarbij komt dat de verzekeringsarts b&b geen contact heeft opgenomen met de behandelaars van eiseres over de behandeling en de te verwachten resultaten daarvan. Een dergelijk overleg had van betekenis kunnen zijn voor een op de concrete situatie van eiseres afgestemde beoordeling. Hierdoor wordt meer inzichtelijk wat de verwachtingen van deze behandelingen voor eiseres zijn en of dit, en in hoeverre, tot verbetering van de belastbaarheid zou kunnen leiden. Dit geldt eveneens voor de psychische klachten waarvan de verzekeringsarts b&b in het geheel niet heeft ingeschat wat de kans op herstel is.
Conclusie
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres op de datum in geding niet duurzaam te achten was. De rechtbank zal verweerder de gelegenheid geven om dit gebrek te herstellen. [7] Verweerder kan dit doen door alsnog deugdelijk te motiveren waarom geen IVA-uitkering wordt toegekend aan eiseres of door een nieuw besluit op bezwaar nemen waarbij aan haar alsnog een IVA-uitkering wordt toegekend. De rechtbank acht het aangewezen dat de verzekeringsarts b&b hiervoor nogmaals het beoordelingskader hanteert en ter onderbouwing van zijn standpunt medische informatie opvraagt bij de behandelaars van eiseres.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak.
9. Verweerder moet uiterlijk binnen twee weken aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder van deze gelegenheid gebruik maakt, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het geconstateerde gebrek in bestreden besluit te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten
2.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
3.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
4.De uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.
5.De uitspraak van de CRvB van 17 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2013:CA1936.
6.De uitspraak van de CRvB van 22 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2598.
7.Zie artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:80a, eerste lid, van de Awb doet de rechter dan een tussenuitspraak.