ECLI:NL:RBDHA:2024:350
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet inhoudelijk in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar deze is door verweerder niet in behandeling genomen op grond van het feit dat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de beoordeling. Eiser betoogt dat hij in Duitsland aan zijn lot zal worden overgelaten en dat de opvangfaciliteiten daar slecht zijn. Hij vreest voor discriminatie en een mogelijke uitzetting naar Algerije, waar hij gevaar loopt. Eiser is van mening dat verweerder een zelfstandig onderzoek moet verrichten naar de situatie in Duitsland voor asielzoekers.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet heeft aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel houdt in dat verweerder mag vertrouwen op de naleving van Europese en mensenrechtenverdragen door andere lidstaten. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Duitsland niet in staat is om zijn asielaanvraag op een zorgvuldige manier te behandelen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de overdracht aan Duitsland rechtvaardigen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er al op het beroep is beslist. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.