ECLI:NL:RBDHA:2024:3513

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661203 / JE RK 24-249
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en gesloten jeugdhulp voor een minderjarige met ernstige ontwikkelingsproblemen

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 februari 2024, wordt een ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar en een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee maanden verleend aan een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die sinds oktober 2023 in problematische situaties verkeert, waaronder drugsgebruik en het onttrekken aan het gezag van zijn ouders. De ouders zijn niet in staat om de nodige structuur en begeleiding te bieden, wat heeft geleid tot een onveilige opvoedomgeving.

De kinderrechter heeft de procedure en de ingediende stukken zorgvuldig beoordeeld, waaronder rapporten van de Raad en verklaringen van betrokkenen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] zich in een gesloten jeugdhulp accommodatie bevindt, maar dat er zorgen zijn over zijn veiligheid op de groep. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende draagkracht hebben om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen en dat er een noodzaak is voor professionele begeleiding en ondersteuning.

De kinderrechter heeft besloten dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en dat de gesloten jeugdhulp een passende maatregel is om hem te beschermen tegen verdere risico's. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend voor een periode van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de Raad verzocht om een update over de situatie van [minderjarige] voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/661203 / JE RK 24-249
Datum uitspraak: 27 februari 2024
Beschikking van de kinderrechter tot een ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Haaglanden
hierna te noemen: de Raad,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. L. Windhorst, gevestigd te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] ,
Stichting Jeugdbescherming west, Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 februari 2024;
- het rapport van de Raad van 16 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 19 februari 2024;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 19 februari 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 20 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 februari 2024 bij [instelling] . Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
  • de ouders, bijgestaan door een tolk;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] , coach van [minderjarige] ;
  • [naam 4] en [naam 5] , begeleiders van [minderjarige] vanuit [instelling] .
1.3.
De kinderrechter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige] – in het bijzijn van zijn advocaat – een gesprek gevoerd.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, te weten bij [instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 december 2023 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 1 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 december 2023 een machtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 1 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Tevens wordt door de Raad een machtiging verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een ernstige bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . Sinds oktober 2023 onttrekt hij zich aan het gezag van zijn ouders, gebruikt hij soft- en harddrugs en brengt hij zichzelf regelmatig (on)bewust in gevaarlijke situaties. [minderjarige] steelt ook geld van zijn ouders om de drugs te kunnen kopen. Het lukt hem niet om goed en slecht van elkaar onderscheiden en in oorzaak en gevolg te denken. Daarnaast zijn er zorgen over het schoolverzuim. [minderjarige] volgt sinds november 2023 geen onderwijs meer. De ouders geven aan dat de zorgen zijn begonnen sinds de aanhouding van hun andere zoon, [naam 6] , in oktober 2023. Uit het onderzoek van de Raad blijkt echter dat er vanaf de peuterleeftijd al zorgen waren over [minderjarige] . De Raad rapporteert dat de ouders langdurig onder een hoge mate van stress hebben gestaan en dat zich onveilige situaties hebben voorgedaan. De ouders hebben onvoldoende draagkracht, onder meer door hun eigen problematiek, om [minderjarige] de structuur, begrenzing en duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft. De ouders en [minderjarige] leggen de problemen buiten zichzelf. Het is noodzakelijk dat er zowel individuele als systemische behandeling ingezet gaat worden. Voor de Raad is het niet duidelijk geworden welke problematiek bij de ouders speelt, doordat door de behandelaren geen informatie is verstrekt. De Raad vindt het zorgelijk dat de behandeling van beide ouders is gestopt Het is belangrijk dat de gecertificeerde instelling meer zicht krijgt op de problematiek van de ouders. De Raad ziet dat de ouders wel bereidwillig zijn om de situatie te verbeteren, maar dat zij onvoldoende in staat zijn om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen. Het lukt hen niet om de situatie te overzien. Door de zorgen om hun zoons en de forse problematiek zijn de ouders overbelast geraakt. Gezien de complexiteit en de ernst van de problematiek verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden.
3.3.
Tevens is volgens de Raad een machtiging voor gesloten jeugdhulp noodzakelijk voor de duur van zes maanden. Het lukt de ouders niet om [minderjarige] , zoals voorgaand benoemd, de structuur en duidelijkheid te bieden die hij nodig heeft en hij heeft zichzelf meermaals in (levens)gevaar gebracht. De gesloten plaatsing zal bijdragen aan de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] op de korte en lange termijn. Vanuit deze gestructureerde en veilige omgeving kan hij verder werken aan zijn behandeling, systeemtherapie ontvangen en vrijheden opbouwen. De systeemtherapie is sinds eind januari 2024 gestart en vanaf februari is gestart met de opbouw van verlofmomenten. Eveneens zal binnenkort de verslavingszorg starten. De eerste periode bij [instelling] is vooral wennen en stabiliseren geweest. Het is belangrijk dat [minderjarige] sterker in zijn schoenen gaat staan, ‘nee’ leert zeggen en goed en fout kan leren onderscheiden. [minderjarige] lijkt snel te benoemen dat hij fout zit, maar het lukt hem niet om zijn gedrag daadwerkelijk aan te passen. De Raad vraagt zich af of [minderjarige] ook intrinsiek gemotiveerd is om de veranderingen aan te gaan of dat hij dit noemt omdat hij weet dat de hulpverlening dit wil horen. Volgens de Raad is een termijn van zes maanden voor de gesloten machtiging noodzakelijk om te voorkomen dat [minderjarige] vervalt in zijn oude gedragspatronen. Zo is [minderjarige] opnieuw teruggevallen in het weekend van Oud en Nieuw. In het weekend van 3 en 4 februari is hij weggelopen, heeft hij drugs gebruikt en heeft hij zichzelf in gevaarlijke situaties gebracht. Ter zitting heeft de Raad vernomen dat [minderjarige] zich niet veilig voelt op de groep en bedreigd wordt door andere jongens op de groep. Dit is een zeer zorgelijke situatie, omdat [minderjarige] op die manier niet aan zichzelf kan werken. De Raad vindt het dan ook belangrijk dat er over twee tot drie maanden een extra toetsingsmoment komt, zodat bezien kan worden hoe het met [minderjarige] gaat en of iedereen zich aan de afspraken houdt. De Raad kan zich voorstellen dat de machtiging om die reden in eerste instantie voor twee tot drie maanden afgegeven wordt.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. [minderjarige] wordt bedreigd op de groep, groepsgenoten bonken op de deur en hij is zelfs geslagen. Hij voelt zich niet veilig en hij durft hierdoor ook niet het ontbijt en lunch op de groep te eten. Het avondeten krijgt hij op zijn kamer en hij eet dan alleen. Hij eet dus maar één maaltijd per dag. Volgens de advocaat is dit zeer zorgelijk. De vraag is of [instelling] in staat is om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. [minderjarige] beseft dat hij domme keuzes heeft gemaakt, maar hij heeft op [instelling] al veel geleerd. Zo heeft hij geleerd om nee te zeggen en heeft hij verkeerde vrienden geblokkeerd. Daarnaast heeft hij sinds het verlofmoment in begin februari geen drugs meer gebruikt en ziet hij ook in dat drugsgebruik slecht is. Hij wil graag een MBO 1 opleiding gaan volgen. Het liefst wil [minderjarige] op vrijwillige basis naar een open groep. Vanuit daar kan een betere balans worden gezocht met thuis en kan hem alsnog alle hulpverlening geboden worden die hij nodig heeft. Door de ondertoezichtstelling blijft er nog wel zicht op het gezin. Subsidair verzoekt de advocaat tot een machtiging gesloten plaatsing voor een kortere duur en dan wel voor twee maanden.
4.2.
De ouders hebben ter zitting het volgende naar voren gebracht. Zij onderschrijven hetgeen door de advocaat van [minderjarige] naar voren is gebracht. De ouders maken zich ook veel zorgen om de veiligheid van [minderjarige] en herkennen hem niet meer. Hij is nu heel angstig. Volgens de ouders is [minderjarige] op dit moment bij hen thuis veiliger dan op de groep. De behandeling van de moeder is onderbroken omdat de psycholoog aangaf dat zij op dit moment te veel stressvolle dingen meemaakt, waardoor zij niet de aandacht op zichzelf kan richten. Doordat haar beide de kinderen niet thuis zijn kan zij geen normaal gezinsleven leiden en kan zij zich ook op niks anders concentreren. De vader geeft aan dat er nog enkele afspraken voor een behandeling waren, maar daar hadden de ouders niet veel meer aan en hij wilde bij de moeder zijn omdat het niet goed met haar ging.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft de zorgen over de veiligheid van [minderjarige] op de groep twee weken geleden ook bij de behandelcoördinator van de groep aangekaart. Er is een veiligheidsplan dat inhoudt dat de andere jongens op de groep naar de kamer worden gestuurd als zij [minderjarige] pesten. Desondanks heeft de gecertificeerde instelling vernomen van de ouders dat het bonken op de deur blijft doorgaan. De gecertificeerde instelling heeft niet zo veel invloed op wat er intern bij [instelling] gebeurt, maar zij zet zich in om te zorgen dat het veiligheidsplan wordt gewaarborgd. De systeemtherapie is net begonnen en het is belangrijk dat de ouders leren hoe zij op hun kind moeten reageren. Het is logisch dat de ouders hun kind willen beschermen, maar het is belangrijk om eerst te stabiliseren en te kijken hoe het gaat in het gezin. Daarnaast is het belangrijk dat er individuele hulpverlening komt ten aanzien van trauma’s en de aanleiding van de mishandeling en pesterijen. De behandeling voor de verslaving is nu ook gestart en het is van belang dat er een balans komt in al deze factoren. Een thuisplaatsing is nog te snel. De gecertificeerde instelling vindt een termijn van zes maanden het meest passend. Dit geeft meer mogelijkheden om stapsgewijs toe te werken naar een thuisplaatsing. Bij een kortere toewijzing van het verzoek zal er opnieuw een zitting moeten komen en dat zal veel stress bij [minderjarige] opleveren. Daarnaast bestaat er altijd de mogelijkheid om binnen deze zes maanden eerder tot een thuisplaatsing te komen en de machtiging te schoren als het goed gaat.
4.4.
Naar aanleiding van de zorgelijke signalen over de veiligheid van [minderjarige] op de groep heeft de kinderrechter verzocht om de behandelcoördinator naar de zitting te laten komen om de kinderrechter verder te informeren. De behandelcoördinator ziet dat er vanuit het verleden patronen zijn bij [minderjarige] waarbij hij in onveilige situaties terechtkomt en veel vijanden heeft en er ruzies ontstaan met andere jongeren. Dit patroon lijkt zich nu binnen [instelling] te herhalen. Op de groep zijn ook met de andere jongeren behandellijnen uitgezet, om te kijken hoe het zo veilig mogelijk zijn. Enerzijds moeten ze van elkaar leren, anderzijds zal het wel veilig moeten zijn. De afspraak is nu dat wanneer deze andere jongeren negatief in contact komen met [minderjarige] , zij direct van de groep af moeten. Daarmee kan [minderjarige] zoveel mogelijk op de groep zijn en kan hij leren om positieve contacten aan te gaan. [minderjarige] zal altijd eten aangeboden moeten krijgen. Als hij bijvoorbeeld niet naar het ontbijt komt, dan moet dit naar de kamer worden gebracht. Volgens de behandelcoördinator zitten op alle groepen dit soort jongeren, waardoor de kans groot is dat bij een andere groep hetzelfde patroon ontstaat en een overplaatsing dus niet helpend is. Het is belangrijk dat [minderjarige] ook weerbaarder wordt en het niet zelf opzoekt. Zo is hij bijvoorbeeld met de jongens waarbij hij zich onveilig voelt weggelopen. Bij [minderjarige] lijkt er onvoldoende inzicht te zijn over wie er aardig en niet aardig voor hem zijn en welke keuzes juist zijn. De behandelcoördinator ziet in deze situatie ook kansen voor [minderjarige] om te groeien, te leren en de problemen niet uit de weg te gaan. In de buitenwereld zal hij deze problemen ook weer tegenkomen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds oktober bestaan er grote zorgen over het gedrag en de ontwikkeling van [minderjarige] . Hij gebruikt middelen, waarvoor hij ook geld en spullen heeft gestolen van zijn ouders. Hij loopt weg, brengt zichzelf verschillende keren in levensgevaarlijke situaties en gaat niet meer naar school. Het lukt de ouders niet meer om [minderjarige] aan te sturen en zij zijn de grip op hem verloren. Ook de afgelopen maanden waarin [minderjarige] op de gesloten groep heeft verbleven, heeft hij zichzelf nog enkele keren in gevaarlijke situaties gebracht en middelen gebruikt. Om tot een duurzame positieve ontwikkeling te komen is het belangrijk dat [minderjarige] passende hulp gaat ontvangen, zodat de patronen daadwerkelijk doorbroken kunnen worden. Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de ouders onvoldoende bij machte om zelfstandig deze ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Er is sprake van een kwetsbare opvoedomgeving, waarbij zowel bij de ouders als bij de broer van [minderjarige] sprake is van individuele problematiek. Het gezin is overbelast geraakt en het is van groot belang dat ook de ouders de juiste hulp gaan ontvangen ten aanzien van hun eigen problematiek en de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en zijn broer. De betrokkenheid van de gecertificeerde instelling blijft daarom noodzakelijk, zodat zij de ouders kan ondersteunen en regie kan gaan voeren over de hulpverlening. Gezien de forse zorgen die er zijn en de hulpverlening die net is gestart of nog opgestart moet worden is naar het oordeel van de kinderrechter een termijn van twaalf maanden voor de ondertoezichtstelling passend en geboden. De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen zoals verzocht.
5.3.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.4.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. De kinderrechter heeft een goed gesprek gehad met [minderjarige] en heeft goed naar hem geluisterd. Zij begrijpt de wens van [minderjarige] dat hij het liefst naar een open groep wil, maar dat is op dit moment nog te vroeg. De afgelopen maanden is het op de gesloten groep ook nog verschillende keren misgegaan en is het [minderjarige] niet altijd gelukt om de juiste keuzes te maken. Hierdoor is hij opnieuw in onveilige situaties terechtgekomen. De zorg die de kinderrechter met name heeft is dat het [minderjarige] op dit moment nog niet lukt om zelf de goede keuzes te maken, waarbij er kans bestaat – zoals ook verwoord door de gedragswetenschapper – op persoonlijke schade en letsel. Het risico is op dit moment te groot dat [minderjarige] in gevaarlijke situaties komt en hem iets overkomt. Het is belangrijk dat [minderjarige] hiervoor eerst nog verdere passende hulpverlening gaat ontvangen, zodat hij ook leert wie er met hem het beste voor hebben en hij met een stevigere basis naar de open groep gaat. Naar het oordeel van de kinderrechter zijn de kaders van geslotenheid daarom noodzakelijk en geschikt om [minderjarige] te kunnen beschermen en te begrenzen. Gezien de veiligheidsrisico’s is er momenteel geen alternatief voor een gesloten plaatsing. Tegelijkertijd ziet de kinderrechter ook dat [minderjarige] sinds begin februari positieve stappen heeft gezet en dat het beter met hem gaat. De kinderrechter benadrukt hierbij dat een gesloten plaatsing een verstrekkende maatregel is, die zeer ingrijpend is en niet langer moet duren dan noodzakelijk. Zo is het belangrijk dat [minderjarige] de komende tijd zodra het kan meer vrijheden krijgt en dat toegewerkt wordt naar de open groep. De kinderrechter heeft grote zorgen over hetgeen ter zitting naar voren is gebracht betreffende de veiligheid van [minderjarige] op de groep. Zo zou er sprake zijn van bedreigingen, slaan en bonken op de deur, waardoor [minderjarige] angst heeft om op de groep te zijn. Hierdoor eet hij ook niet mee op de groep, slaat hij ontbijt en lunch over en eet hij het avondeten alleen op zijn kamer. Deze situatie is naar het oordeel van de kinderrechter onacceptabel. De kinderrechter begrijpt dat het belangrijk is dat gewerkt wordt aan de weerbaarheid van [minderjarige] , maar vindt het van groot belang dat hierin ook een balans wordt gezocht met zijn veiligheid. Als [minderjarige] zich niet veilig voelt, is dat ook schadelijk voor hem en zijn ontwikkeling. Daar komt bij dat nog eens extra van belang is dat hij goed eet, omdat hij van drugs aan het afkicken is. Dat de huidige situatie zo niet verder kan voortduren is voor de kinderrechter duidelijk. Mocht deze situatie voor [minderjarige] binnen twee weken na de zitting niet verbeterd zijn, dan is het naar het oordeel van de kinderrechter nodig dat hij naar een andere groep wordt overgeplaatst. Pas ná deze overplaatsing kan dan ook worden bezien of het opnieuw misgaat en er daadwerkelijk sprake is van een patroon. Gezien de ingezette positieve lijn vanaf begin februari en de voorgaande zorgen over de veiligheid van [minderjarige] op de groep, is het van groot belang dat op korte termijn opnieuw met [minderjarige] wordt gesproken. De kinderrechter zal daarom de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen voor een periode van twee maanden en het verzoek voor het overige aanhouden.
5.5.
De kinderrechter verzoekt aan de Raad uiterlijk één week voor de nader te bepalen zitting een schriftelijke update – in samenspraak met de gecertificeerde instelling – aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen over de laatste stand van zaken en daarin aan te geven of het verzoek wordt gehandhaafd. Indien het verzoek wordt gehandhaafd dient de Raad een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank en de belanghebbenden toe te sturen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 27 februari 2024 tot 27 februari 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
6.3.
verleent een machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 1 maart 2024 tot 1 mei 2024;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 1 mei 2024, tegen welke zitting de Raad, de gecertificeerde instelling, de vader, de moeder en [minderjarige] en zijn advocaat dienen te worden opgeroepen;
6.5.
verzoekt de Raad om uiterlijk één week voor die zitting de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
6.6.
verzoekt de Raad, indien het aangehouden deel van het verzoek wordt gehandhaafd, een nieuwe instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper als bedoeld in artikel 6.1.2, vijfde lid, van de Jeugdwet, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, toe te zenden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. S.L.G. van Otterlo als griffier, en op schrift gesteld op 11 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.