ECLI:NL:RBDHA:2024:3540

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 15 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 16 november 2023 en is eerder getoetst in eerdere uitspraken. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 12 maart 2024 gesloten en beslist dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld. De rechtbank onderzoekt of het voortduren van de maatregel rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser had betoogd dat er geen zicht op uitzetting naar Gambia was en dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelde. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af en stelt dat de staatssecretaris de proceskosten van eiser niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.9185

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 16 november 2023.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 5 december 2023. [1] Op het vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 16 januari 2024. [2]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft daarop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 12 maart 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld. [3]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
4.1.
Uit de uitspraak van 16 januari 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 11 januari 2024) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiser betoogt dat zicht op uitzetting naar Gambia ontbreekt. Hij stelt dat hij niet de Gambiaanse, maar de Amerikaanse of Franse nationaliteit heeft. De lopende aanvraag om een laissez-passer bij de Gambiaanse autoriteiten biedt voor hem daarom geen zicht op uitzetting.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiser heeft in zijn eerste vervolgberoep vrijwel hetzelfde aangevoerd als in dit (tweede) vervolgberoep. Uit de uitspraak van 16 januari 2024 volgt dat de staatssecretaris terecht aanleiding heeft gezien om bij de Gambiaanse autoriteiten een procedure tot afgifte van een laissez-passer op te starten. Het enkele feit dat eiser opnieuw stelt dat hij (alleen) de Amerikaanse of Franse nationaliteit heeft, maakt dat niet anders, temeer omdat eiser niet heeft onderbouwd één van beide nationaliteiten te bezitten.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan eisers uitzetting?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage volgt dat de staatssecretaris op 26 januari 2024, 13 februari 2024 en 5 maart 2024 heeft gerappelleerd bij de Gambiaanse autoriteiten. Daarnaast heeft de staatssecretaris op 19 januari 2024 en 20 februari 2024 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris daarom voldoende voortvarend gehandeld.
Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring, omdat hij bij zijn vriendin [naam] kan verblijven. Eiser kan zich regelmatig komen melden in afwachting van een laissez-passer.
7.1.
Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Ook hier voert eiser vrijwel niets anders aan dan tijdens zijn eerste vervolgberoep. Uit de uitspraak van 16 januari 2024, volgt dat de staatssecretaris niet had moeten volstaan met een lichter middel. [5] Eiser heeft verder niet toegelicht waarom de omstandigheden sinds het sluiten van het onderzoek zodanig zijn veranderd dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten toepassen. Los daarvan volgt uit de (rechtmatig bevonden) maatregel van bewaring een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Dat eiser mogelijk bij zijn vriendin kan blijven en dat daarom een meldplicht in plaats van bewaring kan volstaan, vermindert het risico op onttrekking niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
8. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van deze maatregel niet is voldaan. [6]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 5 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:19109.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:525.
3.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:525, r.o. 7.1.
6.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.