ECLI:NL:RBDHA:2024:3600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
NL23.34377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Eritrese eiser op grond van geloofwaardigheid desertie en illegale uitreis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in de asielprocedure van een Eritrese eiser. De eiser had eerder een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen als gezinslid van zijn ex-echtgenote, maar heeft een zelfstandige asielvergunning aangevraagd na zijn scheiding. De aanvraag is afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de geloofwaardigheid van de door eiser gestelde problemen met de militaire dienst en zijn illegale uitreis uit Eritrea in twijfel trok. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag heeft afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van eiser inconsistent waren en niet strookten met die van zijn ex-echtgenote. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiser een reguliere verblijfsvergunning te verstrekken op basis van het recht op gezinsleven, aangezien eiser nog in het bezit was van een afhankelijke asielvergunning. De rechtbank heeft de geheimhoudingskamer van de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat het rapport van het nader gehoor van de ex-echtgenote niet volledig aan eiser kon worden verstrekt, zonder dat dit het recht op een eerlijk proces heeft geschonden. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser als ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: T. Arts en mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

In het besluit van 5 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft verweerder verzocht om toezending van het rapport van het nader gehoor van de inmiddels ex-echtgenote van eiser, dat mede aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Verweerder heeft meegedeeld dat uitsluitend de rechtbank daarvan kennis mag nemen zoals bedoeld in artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2024 op een zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.W.M. van Breda. Ter zitting is het onderzoek geschorst.
In de beslissing van 20 februari 2024 heeft de geheimhoudingskamer van deze rechtbank geoordeeld dat beperking van de kennisneming van het rapport van het nader gehoor van de ex-echtgenote van eiser inclusief de aanvullingen en correcties daarop tot de rechtbank gerechtvaardigd is. Eiser heeft erin toegestemd dat de rechtbank mede op grondslag van deze stukken uitspraak doet.
Op 11 maart 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Eritrese nationaliteit. In het besluit van 22 juni 2021 is hij op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als gezinslid van zijn toenmalige echtgenote.
2. Op 30 juni 2022 heeft eiser een zelfstandige asielvergunning aangevraagd omdat hij van zijn echtgenote wilde gaan scheiden. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft gekregen vanwege het deserteren uit militaire dienst en dat hij Eritrea illegaal heeft verlaten.
3. In het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De problemen naar aanleiding van de militaire dienst en de illegale uitreis uit Eritrea heeft verweerder echter ongeloofwaardig geacht. Daarom komt eiser volgens verweerder niet in aanmerking voor een zelfstandige asielvergunning. Verder heeft verweerder geen aanleiding gezien om eiser in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning regulier op grond van het recht op gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat verweerder de problemen met de militaire dienst en de illegale uitreis uit Eritrea ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Volgens eiser kan verweerder zich daarbij niet beroepen op het rapport van nader gehoor van zijn ex-echtgenote zonder dat rapport volledig aan hem te verstrekken. Verder verwijst eiser hierbij naar zijn eerder bij verweerder ingediende zienswijze, naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2017, en naar het asielbeleid ten aanzien van Eritrea per 29 september 2022, Stcrt. 2022, 25280. Daarnaast voert eiser aan dat het bestreden besluit op het punt van artikel 8 van het EVRM niet goed gemotiveerd is, omdat hij in Nederland een bijzonder hechte band heeft met zijn kinderen.
5. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld het bestreden besluit te handhaven. Het verstrekken aan eiser van het rapport van het nader gehoor van zijn ex-echtgenote zou in strijd zijn met de Verordening (EU) 2016/679 (Algemene verordening gegevensbescherming) en met de openbare werkinstructie 2023/4. Eisers asielrelaas is ongeloofwaardig geacht vanwege inconsistenties en daar is geen geldige verklaring voor gegeven. Omdat verweerder niet voornemens is om eisers afhankelijke asielvergunning in te trekken, bestond er geen aanleiding om aan artikel 8 van het EVRM te toetsen.
6. Kort voor de zitting heeft eiser nog het document ‘Eritrea: Overzicht toelatingsbeleid en Landeninformatie’ van VluchtelingenWerk Nederland aan het dossier toegevoegd. Na de zitting heeft de rechtbank inzage gehad in het rapport van het nader gehoor van de ex-echtgenote van eiser inclusief de aanvullingen en correcties daarop, ten aanzien waarvan beperkte kennisneming eerder door de geheimhoudingskamer gerechtvaardigd is geacht. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. De bestuursrechter moet uit zichzelf beoordelen of er procesbelang aanwezig is. Dit is het geval als de indiener met het beroep in een gunstiger positie kan komen. In deze zaak doet de vraag naar de aanwezigheid van procesbelang zich voor omdat eiser al een asielvergunning heeft. Dit is echter een afhankelijke asielvergunning, terwijl eiser nu vraagt om een zelfstandige asielvergunning. Dat zou een sterker verblijfsrecht opleveren. Er is daarom procesbelang aanwezig. De rechtbank kan de zaak inhoudelijk beoordelen.
8. In de brief van 3 april 2023 heeft verweerder de gebruikte passages uit het rapport van het nader gehoor van eisers ex-echtgenote aan eiser verstrekt. De geheimhoudingskamer van deze rechtbank heeft geoordeeld dat vanwege gewichtige redenen niet het volledige rapport aan eiser kan worden verstrekt. Hieruit volgt dat het recht op een eerlijk proces niet is geschonden. De rechtbank stelt na inzage in dit stuk vast dat verweerder de betreffende verklaringen van de ex-echtgenote niet uit hun verband heeft gehaald. Verweerder heeft zich dan ook niet ten onrechte mede gebaseerd op deze verklaringen.
9. Verweerder heeft de door eiser gestelde problemen vanwege de militaire dienst niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over zijn dienstperiode, de inhoud van zijn werkzaamheden, het verkrijgen van verlof, het moment van deserteren, de reden voor desertie en over de door eiser gestelde arrestatie en gevangenneming. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen over zijn desertie niet stroken met die van zijn ex-echtgenote. Uit de door eiser aangehaalde uitspraak van de Afdeling volgt dat de militaire dienst in Eritrea bijzonder grillig verloopt en dat marteling in de militaire gevangenissen in Eritrea wijdverbreid is. Deze informatie over de algemene situatie in Eritrea maakt eisers verklaringen echter niet minder ongeloofwaardig.
10. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser illegaal uit Eritrea is uitgereisd. Verweerder heeft daarbij terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de wijze waarop hij Eritrea heeft verlaten, over zijn aankomst in Ethiopië en over de duur van zijn reis. Ook heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen ook op dit punt niet stroken met die van zijn ex-echtgenote.
11. Gelet op het asielbeleid ten aanzien van Eritrea zoals door eiser aangehaald, vloeit hieruit voort dat eiser niet in aanmerking komt voor een zelfstandige asielvergunning.
12. Ten slotte heeft verweerder niet hoeven toetsen aan artikel 8 van het EVRM, aangezien eiser nog in het bezit is van zijn afhankelijke asielvergunning en verweerder op dit moment niet voornemens is om deze in te trekken.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond en terecht aan eiser geen reguliere verblijfsvergunning verstrekt. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.